Bewegen

Over het onvolprezen nut van inspanning.

“Bewegen is duidelijk jouw coping-strategie”, zegt de ergotherapeut. We hebben net doorgenomen wat ik zoal doe. Klinkt best indrukwekkend, al zeg ik het zelf. Elke dag met de hond wandelen, naar de sportschool voor specifieke spierversterkende oefeningen, hardlopen, oefeningen van de fysiotherapeut, zwemmen, fietstochtjes, yoga. Tevreden over haar analyse knikt ze naar me. “Ja tuurlijk”, mompel ik, tamelijk berustend, dit is een inkoppertje voor haar. Mijn eigen idee over inspanning is een stuk grootser. Coping-strategieën, daar heb ik er namelijk nogal veel van, zoals whatsappen, mediteren en groente snijden. Maar bewegen is bijzonder, bewegen overstijgt alles en is zo’n beetje het enige middel waarmee ik mijn slechte prognose positief kan beïnvloeden.

Toevallig beweeg ik nogal graag. Van mijn ouders kreeg ik naast genen voor kanker ook genen voor fysieke arbeid. Mijn lijf vraagt dus vanzelf om inspanning, maar sinds ik ziek ben, neem ik het serieus. En daar zijn veel redenen voor. De belangrijkste is dat ik hiermee actief de aftakeling kan remmen en dus ‘goede tijd’ koop.

Meestal ga ik ’s ochtends voor het ontbijt een uurtje bewegen, daarmee sla ik een aantal vliegen in één klap. Ik vang ochtendlicht waardoor ik ’s avonds goed slaap. Het geeft structuur aan de ochtend, zodat ik bij opstaan niet meteen in een peilloze nutteloosheid val. En omdat ik al vroeg iets zinnigs heb gedaan, maakt het voor de rest van de dag niet meer zoveel uit wat ik doe, dan kan ik bijvoorbeeld tevreden uitrusten. Zo voorkom ik namiddagse lamlendigheid. Ook profiteer ik maximaal van mijn beperkte energie die er vooral ’s ochtends is.

En dan zijn er de effecten van de inspanning zelf, zoals minder pijn en een goed humeur, je zou voor minder je bed uitkomen. De trap naar de vijfde verdieping van het oncologisch centrum is zelfs een ultieme stress-lesser. Daarmee wordt het zitten in de wachtkamer enigszins hanteerbaar.
Echt bijzonder vind ik toch wel het effect op het multidisciplinaire oncologisch team. Mede dankzij mijn relatieve fitheid durven ze af te stappen van het palliatieve protocol, althans dat denk ik toch. Hoe geweldig is dat?

Maar ze bestaan nog steeds: zorgverleners die patiënten adviseren om het ‘rustig aan te doen’. Die zouden niet alleen ernstig berispt moeten worden, ze zouden ook verplicht elke dag een uur op de crosstrainer moeten. Met de zwaarste belasting! Wellicht zijn mijn persoonlijke argumenten hierin niet doorslaggevend, maar dan is er de literatuur nog. De wetenschappelijke onderbouwing van het belang van bewegen wordt steeds steviger. Zomaar een kleine opsomming van de positieve effecten bij kanker: verhoogde overlevingskans, beter doorstaan van behandeling, minder last van bijwerkingen van bijvoorbeeld chemotherapie, regulering lichaamsgewicht, minder vermoeidheid, energieboost, bespoediging herstel en revalidatie, vergroting operatiesucces, verlaging kans op terugkeer van kanker, etcetera. Ik wil maar zeggen: hoezo coping-strategie? Bewegen is levensreddend.

“Ben je niet aan het overdrijven”, vraagt mijn beste vriendin bij een kop koffie, “ook nog qigong, je doet wel erg veel?” Inderdaad, een enkele keer doe ik wat veel. Als ik twee dagen moet herstellen bijvoorbeeld. Maar qigong is hoognodig, vind ik, vanwege de pijnlijke gewrichten door de chemo. Ik hoop hiermee binnenkort niet meer als een oud vrouwtje de trap af te lopen. Hoe dan ook, wat stellen mijn enkele uurtjes nu eigenlijk voor, evolutionair gezien dan? Bijna niks. Moeten we het niet eens omdraaien: veel mensen doen minder dan bijna niks, dat is pas vreemd. “Aan de andere kant”, vervolgt ze, “je zit hier toch maar mooi weer fit te zijn.” Ze glimlacht blij en geeft me een knuffel.


1 reactie