Glioom graad 1
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonEen glioom is een hersentumor. Een glioom graad 1 groeit langzaam en heeft een duidelijke grens. Meestal is een behandeling mogelijk waarvan je kunt genezen.
Lees op deze pagina over:
Pilocytair astrocytoom
Een pilocytair astrocytoom is een soort glioom. Het komt vooral bij kinderen voor, maar ook wel bij (jong-)volwassenen. Het wordt ook wel het juveniel pilocytair astrocytoom genoemd.
De tumor zit meestal in de hersenstam, de kleine hersenen of in de buurt van de oogzenuw.
Een pilocytair astrocytoom groeit langzaam. De tumor heeft een duidelijke grens, waardoor de chirurg de tumor meestal helemaal weg kan halen.
Op zoek naar informatie over pilocytair astrocytoom bij kinderen? Lees verder op kinderneurologie.eu.
De vooruitzichten bij een pilocytair astrocytoom zijn meestal goed. Vooral als de chirurg de tumor helemaal weg kan halen.
Je arts kan je meer informatie geven over je vooruitzichten.
De klachten hangen af van de plek van de tumor in de hersenen. Klachten die vaak voorkomen zijn:
- hoofdpijn
- misselijkheid
- problemen met evenwicht
- slechter zien
De arts overlegt met andere specialisten over de behandeling. Behandelen is niet altijd direct nodig. De arts bespreekt met je wat in jouw situatie de beste behandeling is.
Afwachten en goed controleren (wait-and-scan)
Heb je een kleine tumor? En veroorzaakt de tumor weinig of geen klachten? Dan stelt de arts voor om te wachten met behandelen. Een operatie geeft namelijk risico’s op uitvalsverschijnselen, zoals verlamming of problemen met zien of praten.
Je komt wel onder controle te staan. Je krijgt regelmatig een MRI-scan. Daarop is te zien of de tumor groeit. Bij groei kan een behandeling wel nodig zijn.
Operatie
Bij een operatie probeert de arts de tumor helemaal weg te halen. Die operatie heet een craniotomie. Lees meer over een craniotomie.
Nabehandeling
Kan de chirurg de tumor niet helemaal weghalen, dan is na de operatie vaak nog chemotherapie of bestraling nodig. Doel: de achterbleven kankercellen doden. En zo de kans kleiner maken dat de tumor terugkomt.
Na de behandeling kom je op controle in het ziekenhuis. Tijdens de controles vraagt de arts naar je klachten. Je krijgt regelmatig een MRI-scan. Daarop is te zien of de tumor (weer) groeit.
Meestal komt de tumor na de behandeling niet meer terug. Soms wel, dan is opnieuw een behandeling nodig.
Welke behandeling je krijgt, hangt af van welke behandelingen je hebt gehad.
Mogelijke behandelingen zijn:
- opnieuw chemotherapie
- opnieuw een operatie
- opnieuw bestraling
Samen met je arts besluit je wat in jouw situatie de beste keuze is.
Soms kun je een behandeling krijgen waar artsen nog onderzoek naar doen. Bijvoorbeeld een nieuwe behandeling, of een nieuwe combinatie van behandelingen. Dit heet een trial.
Bekijk de trials voor glioom.
Een hersentumor kan veel invloed hebben op je leven. De ziekte kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor bewegen, je lichamelijke conditie, denken, emoties en gedrag. Ook kun je beperkt worden in alledaagse activiteiten, je werk of in relaties met anderen. Ook voor je dierbaren kan het zwaar zijn.
Er zijn verschillende zorgverleners die jou en je naasten extra kunnen begeleiden. Samen met je neuro-oncologieverpleegkundige kun je bespreken welke begeleiding het beste bij je past.
Astroblastoom
Een astroblastoom MN1-mutatie is een soort glioom. Het komt vooral bij wat oudere kinderen voor. Een astroblastoom is heel zeldzaam.
De tumor zit meestal in de grote hersenen (frontale of pariëtale kwab), maar kan ook op andere plekken in de hersenen ontstaan.
Een astroblastoom groeit langzaam. De tumor heeft een duidelijke grens, waardoor de chirurg de tumor meestal helemaal weg kan halen.
De vooruitzichten bij een astroblastoom zijn meestal goed. Vooral als de chirurg de tumor helemaal weg kan halen.
Je arts kan je meer informatie geven over je vooruitzichten.
De klachten hangen af van de plek van de tumor in de hersenen. Klachten die vaak voorkomen zijn:
- hoofdpijn en misselijkheid
- problemen met geheugen en concentratie
- problemen met bewegen
- veranderingen in gedrag of persoonlijkheid
- problemen met praten
- problemen met zien
- epileptische aanvallen
De arts overlegt met andere specialisten over de behandeling. Behandelen is niet altijd direct nodig. De arts bespreekt met je wat in jouw situatie de beste behandeling is.
Afwachten en goed controleren (wait-and-scan)
Heb je een kleine tumor? En veroorzaakt de tumor weinig of geen klachten? Dan stelt de arts voor om te wachten met behandelen. Een operatie geeft namelijk risico’s op uitvalsverschijnselen, zoals verlamming of problemen met zien of praten.
Je komt wel onder controle te staan. Je krijgt regelmatig een MRI-scan. Daarop is te zien of de tumor groeit. Bij groei kan een behandeling wel nodig zijn.
Operatie
Bij een operatie probeert de arts de tumor helemaal weg te halen. Die operatie heet een craniotomie. Lees meer over een craniotomie.
Nabehandeling
Kan de chirurg de tumor niet helemaal weghalen, dan is na de operatie vaak nog chemotherapie of bestraling nodig. Doel: de achterbleven kankercellen doden. En zo de kans kleiner maken dat de tumor terugkomt.
Na de behandeling kom je op controle in het ziekenhuis. Tijdens de controles vraagt de arts naar je klachten. Je krijgt regelmatig een MRI-scan. Daarop is te zien of de tumor (weer) groeit.
Meestal komt de tumor na de behandeling niet meer terug. Soms wel, dan is opnieuw een behandeling nodig.
Welke behandeling je krijgt, hangt af van welke behandelingen je hebt gehad.
Mogelijke behandelingen zijn:
- opnieuw chemotherapie
- opnieuw een operatie
- opnieuw bestraling
Samen met je arts besluit je wat in jouw situatie de beste keuze is.
Soms kun je een behandeling krijgen waar artsen nog onderzoek naar doen. Bijvoorbeeld een nieuwe behandeling, of een nieuwe combinatie van behandelingen. Dit heet een trial.
Bekijk de trials voor glioom.
Een hersentumor kan veel invloed hebben op je leven. De ziekte kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor bewegen, je lichamelijke conditie, denken, emoties en gedrag. Ook kun je beperkt worden in alledaagse activiteiten, je werk of in relaties met anderen. Ook voor je dierbaren kan het zwaar zijn.
Er zijn verschillende zorgverleners die jou en je naasten extra kunnen begeleiden. Samen met je neuro-oncologieverpleegkundige kun je bespreken welke begeleiding het beste bij je past.
Voor meer informatie en contact met lotgenoten: hersentumor contactgroep van patiëntenvereniging Hersenletsel.nl.
Lotgenoten kun je ook vinden via de gespreksgroep hersentumoren op kanker.nl of de lotgenotenzoeker.
Misschien organiseert jouw ziekenhuis ook bijeenkomsten voor mensen met een hersentumor of hun naasten. De neuroloog of neuro-oncologieverpleegkundige kan je hier meer over vertellen.