Wat heb je nou aan zo’n vent?
“Terwijl zij begon aan het zware behandeltraject met chemo en een borstoperatie, maakte hij zich grote zorgen omdat hun geplande vakantie naar Curaçao in het water dreigde te vallen”.
Aha, dacht ik, eindelijk een artikel dat eens niet over een kankerpatiënt gaat maar juist wat meer over de partner. Om een beetje op de hoogte te blijven van wat er in ‘(borst)kankerland’ gebeurt, ontvang ik via Google Alert dagelijks allerlei artikelen over de ziekte. Uit kranten, tijdschriften, magazines en huis aan huisbladen. En dat zijn er nogal wat: gemiddeld zo’n vier-vijf per dag. Soms inspireren ze me tot een blog.
Zo ook dit artikel over een partner in de slachtofferrol, in het weekblad Vriendin . Het is het relaas van Jeanine (54) die borstkanker heeft en haar man Haie. Als de diagnose is gesteld, krijgen ze te horen dat Jeanine een borst moet missen. Nog in de spreekkamer is Haie’s eerste reactie of de behandeling niet uitgesteld kan worden tot na hun verweg-vakantie. Nee, is het resolute antwoord van de oncoloog. Haie is in mineur, toont nauwelijks betrokkenheid, neemt geen huishoudelijke taken over en houdt dat tijdens de hele behandelingsperiode vol. Zo is hij slechts bij een paar chemo’s aanwezig. En als Jeanine op enig moment dapper zegt dat zij niet van plan is om dood te gaan, humt hij maar wat.
Soms heb je kanker niet samen
Kanker heb je samen. Het is een gevleugelde uitspraak, maar dat is bij Haie en Jeanine allerminst het geval. Er over praten doen ze nauwelijks. Ieder beleeft de chemoperiode op zijn of haar eigen manier. Zo reserveert hij een tafeltje in een driesterren-restaurant op de avond na de laatste chemo. Jeanine is natuurlijk hartstikke misselijk en moet aan zo’n diner niet denken. En verder is Haie vooral aan het mopperen – het huis is een rommeltje. Zelf heeft Jeanine niet de power om hem op andere gedachten te brengen. Wel zoekt en vindt zij ondertussen support bij haar zussen en vriendinnen.
Hij was het grootste slachtoffer
Ook de operatie die op de chemo volgt, zorgt niet voor een keerpunt. ‘Ik was ziek, maar hij was het grootste slachtoffer van de situatie. Toen ik na de operatie vroeg of hij het litteken wilde zien, was zijn antwoord dat hij daar niet naar kon kijken. Recht in mijn gezicht’. Dat het huwelijk niet veel later zou stranden is duidelijk.
Elkaar niet aanvoelen, langs elkaar leven, elkaar niet bevragen. Het zijn de bekende valkuilen. Toon dus echte belangstelling. door gewoon eens te luisteren, zonder zelf iets te zeggen. Of simpelweg via een vraag als: hoe gaat het vandaag met je? Maar kijk tegelijk uit met vragen als: zal ik de afwas (of boodschappen) doen? Heb je nog puf om … ? Zullen we samen een wandeling maken? Want zo leg je de beslissing juist weer bij haar neer. Neem dus zelf initiatief en zeg: ik kook vanavond; ik breng je vanmiddag wel even weg, of kom, laten we naar het strand gaan.
Het kan twee kanten op
Als borstkanker in het spel is, verandert er veel in jullie relatie. En hou er maar rekening mee: het wordt nooit meer precies hetzelfde als voorheen. Om het maar even scherp te stellen: het kan twee kanten op: je relatie wordt óf beter, hechter en dieper, óf je groeit uit elkaar. Een tussenweg bestaat niet. Als je gedurende de borstkankerperiode en de maanden daarna onder één dak enkel en alleen met je eigen gedachten, boosheid, zorgen, frustraties en andere sores rond blijft lopen en alles hoopt zich op… tja dan gaat het fout.
Praten helpt!
Zoals zo vaak: praten helpt. Misschien niet direct, maar het biedt mogelijk wel meer zich op een oplossing. Blijf er dus vooral niet mee zitten. En schaam je er niet voor, want het is gewoon een rotperiode waar jullie samen iets van moet en kunt maken. Zoek een vriend of broer, zus, buurman, collega of iemand uit je elftal op. Of neem die drempel en loop eens een Inloophuis binnen. Het is hét centrum voor leven met en na kanker. Voor patiënten én voor partners. Er is er vast wel eentje in de buurt. Want je bent heus niet de enige, en praten met soortgenoten of lotgenoten lucht echt op.
En het vraagteken achter: ‘Wat heb je nou aan zo’n vent?’ wordt dan misschien wel een uitroepteken achter: ‘Fijn toch, zo’n vent!’