Mijn moeder en de was
Ik ben druk met leuke en soms ook minder leuke dingen en de was, ja de was wat doen we daar mee? Niemand neemt nog de moeite om zijn of haar was in de wasmand te gooien, want die zit toch vol. We hebben een tweede wasmand, namelijk de overloop boven. Handdoeken en ondergoed vissen we al weken uit de droger. Schone was hangt op het wasrek in de aangrenzende slaapkamer, te wachten op het strijkijzer of om op gevouwen te worden en de rest ligt verspreid op de grond. Het komt voor dat de scheidslijn tussen de vuile en schone was bijna niet meer is te zien. Dat is het moment dat ik het niet meer overzie. Waar begin ik en wanneer?
Dan denk ik aan mijn moeder en ik mis haar. Met mijn moeder zou zoiets in een paar uur zijn opgelost, want ze had nogal een schoonmaak- en opruimtik. Het mooie is dat, hoewel ze al 7 jaar niet meer leeft, ik precies kan bedenken hoe het zou gaan. Ik zie het voor me en ik hoor haar gewoon praten. Ik beeld me in dat ze nog gezond zou zijn (ze heeft 7 jaar borstkanker gehad en is daaraan overleden). Trots zou ik haar hebben opgebeld om haar te vertellen dat ik in m’n eentje de voortuin heb gedaan gisteren. Ze zou meteen komen kijken, zo blij zijn dat ik dat weer kon en tegelijkertijd bezorgd zijn omdat ik eigenlijk teveel deed en nu last van mijn rug heb. Ze zou zich irriteren aan de zooi in huis en een rolberoerte krijgen van de was boven. En dan, dan hoor ik het haar zeggen “Ga jij nu maar even naar Intratuin nog wat plantjes halen, dan doe ik die was wel. Ja, ik laat eerst de hond uit, ga nu maar”. Ik zou gegaan zijn, mezelf even weer kind voelen, er aan toegeven. Op m’n dooie gemak rondstruinen bij Intratuin en nog even naar de markt gaan. Bij mijn moeder kon dat. Thuisgekomen zou de strijk weg zijn, de woonkamer aan kant en m’n bed ook nog zijn verschoond.
Helemaal klopt het verhaal niet, want met mijn moeder in de buurt zou het nu niet zover zijn gekomen met de was, daarvoor was ze te zorgzaam. Iedere morgen stond mijn glas melk klaar op tafel. Mijn brooddoos voor school ernaast en een boterham om meteen in mijn mond te doen en op de fiets op te eten. Ik maakte er als tiener namelijk een sport van om zo lang mogelijk op bed te blijven liggen en dan precies op tijd op school te komen. Zelfs mijn tas deed ze op m’n fiets. Onder de snelbinders en mét extra spin, want anders kon de zware tas er nog af vallen. Ik voel me nog schuldig om de ene keer dat die spin niet goed vast zat en ze die in haar gezicht kreeg. Gehaast, omdat ik weer eens zo laat was. Ik zie haar nog zwaaien als ik weg fietste. Oh mama, wat hou ik ondanks alles van jou….