Mijn verhaal (14) – Het zwaard van Damocles

In de week voorafgaand aan de scan heb ik het onverwachts druk. Collega’s spelen me wat meer werk door, waardoor de uren achter de laptop gestaag oplopen. Al werk ik nog erg langzaam, ik doe tenminste weer wat. Op dinsdag komen twee van mijn collega’s een prijs brengen die ik heb gewonnen dankzij nominaties van andere collega’s, voor mijn werk in de afgelopen coronamaanden.

De prijs is heel leuk, maar het is vooral fijn om weer eens iemand anders te zien dan mijn ouders, dochter en echtgenoot. Ik heb wel met veel mensen contact via Whatsapp en telefoon, maar dit is anders. Ik zie hen maar kort in de voortuin en toch voel ik, wanneer ik binnen ben, hoe moe ik ben na hun bezoekje. De dag daarna komen mijn leidinggevende en mijn directe collega tussen de middag even op bezoek. Ik luister naar de verhalen over het werk en besef dat ik in die paar weken alweer een hoop gemist heb. Ook na hun bezoek ben ik alweer doodmoe. Ik vraag me dan ook af hoe de volgende dag, de donderdag, zal gaan. Dan wil ik eerst een beetje werken, moet daarna naar het ziekenhuis voor controle bij de chirurg en vervolgens komt er weer een andere collega langs.

Die zorgen blijken achteraf terecht. De chirurg is tevreden en het bezoek gezellig, maar aan het einde van die dag ben ik doodmoe en heb ik weer flink pijn. Zelfs met morfine zit ik vanaf half twee ’s nachts beneden op de bank. Wat niet helpt, is dat ik me tijdens de bezoeken toch groter hield en vooral de positiever kanten van het verhaal probeerde te belichten. “Als ik niet had gehoest, hadden ze de tumor niet eens gevonden.” En: “Die vlekjes in mijn lever kunnen van alles zijn.” Het laatste wat ik wil, is zielig gevonden worden. Maar mán, wat kost vrolijk doen terwijl je dat niet bent, een energie.

De volgende dag ben ik niks waard en breng ik hoestend door op de bank. Op zaterdag, twee dagen voor de datum van de scan, slaap ik zowaar nog wanneer de wekker van dochter gaat. Nu is dat wel al iets voor vijven in de ochtend: haar eerste werkdag van haar allereerste baantje bij de bakker start om 6:20u. Ik had me voorgenomen om mijn bed uit te komen, maar meer dan vanuit bed ‘succes’ roepen, zit er niet in. De rest van de dag blijf ik doodmoe.

Die ochtend ben ik alleen thuis. Dochter werkt, man is weg op de racefiets. Veel verder dan een was in de wasmachine stoppen, wat afwas doen en bankhangen, kom ik niet. Ik voel me intens moe en lamlendig. Ik blijf hoesten en voor het eerst in tijden sla ik toch aan het googelen naar de mogelijkheid van uitzaaiingen bij een carcionoïd in de long, de mogelijke consequenties en eventuele behandelingen. Veel wijzer word ik er niet van.

In de middag heb ik wat meer afleiding gelukkig. Maar ’s avonds ben ik weer alleen. Weer kan ik het piekeren niet laten. Ik voel me ook behoorlijk nutteloos. Ik kon niet mee naar de sportwedstrijd van dochter, kan haar niet brengen en halen. Die week heb ik voor het eerst hulp van anderen gevraagd. Eerst aan een vriendin en de dag daarna aan mijn ouders. Ze deden het graag, vinden me stom, omdat ik het liever niet vraag. Iedereen wil continu helpen, maar de enige die dat echt kan, is de arts. Bij vlagen blijft het schuldgevoel komen: Ik laat mensen zitten en ze maken zich zorgen om me.

Zaterdagavond bedenk ik me opeens dat de bloeduitslagen er inmiddels misschien wel zijn. Ik log in op mijn dossier van het ziekenhuis. De uitslagen zijn er nog niet, maar het echo-rapport wel. Daarin staat: “Hyperechogene laesie in segment 5 van de lever met de typische aspect van een carcinoïd, echter ook typisch aspect van een hemangioom.”
Een hemangioom is niks engs, maar die carcionoïd… Nu begrijp ik de haast van de arts met betrekking tot de Dotatoc-scan. Ik bereid me voor op wéér een lange slapeloze nacht. Ik zie het zwaard van Damocles al bijna hangen, daar in het donker, boven mijn bed.

Zie ook: https://www.hoevrouwendenken.nl/2020/09/20/mijn-verhaal-14-het-zwaard-v…

1 reactie