Mijn verhaal (5) – Niet genoeg
Vijf dagen na de punctie was het eindelijk zover. De Dag des Oordeels. Althans, zo voelde het. Deze keer ging ik niet alleen naar het spreekuur in het Centrum voor Longkanker. Mijn man ging mee.
Toen we aankwamen, zagen we een overvolle wachtkamer en de assistente bevestigde mijn vermoeden. Het spreekuur liep minimaal een uur uit. Terwijl we zaten te wachten, werden mijn handen steeds klammer. Maar goed dat je vanwege Corona niemand meer een hand mag geven.
Ik bleef mezelf vertellen dat het hoe dan ook operabel zou zijn, óók als het kwaadaardig was. En dat het goed was dat er straks in ieder geval duidelijkheid zou zijn. Eindelijk mochten we naar binnen. Nog voordat we goed en wel zaten, viel de arts al met de deur in huis: “Er is niet genoeg weefsel weggenomen tijdens de punctie. Óf we zaten op de verkeerde plek.” De grond zakte een beetje onder mijn voeten weg. En nu?
De uitslag van de punctie was goed. Geen afwijkende cellen. Maar volgens de arts kon dit niet, want op de PET-scan was duidelijk een afwijking te zien. Na het bekijken van de resultaten van het bloedonderzoek, de scan en de punctie, kón het een ingekapselde ontstekingshaard zijn (ik bleek ook latente tuberculose te hebben) of toch, en dat leek hem waarschijnlijker, een carcinoïde tumor. Hij besloot dat er opnieuw een punctie gedaan moest worden. Daarna kon ik weer bij hem terugkomen. Wéér die hele ellende doorstaan. Nóg twee weken onzekerheid. Wel zou hij me in het artsenteam bespreken. Bij de balie sprongen de tranen me in de ogen. Ik vroeg mijn man om me naar kantoor te brengen. Afleiding was immers goed.
’s Avonds werd ik teruggebeld. Er waren toch een paar ontstekingscellen gevonden en ik moest de volgende dag starten met antibiotica en Prednison. Zo konden ze op de scan bij de volgende punctie misschien zien of de tumor geslonken zou zijn.
Een week lang probeerde ik verschil te voelen in ademhaling, maar dat gebeurde niet. Mijn klachten veranderden niet, namen zelfs iets toe. Het moment waarop ik het scanapparaat in ging en ze zouden kunnen vertellen of er verschil was in afmeting, leek eindeloos te duren.
“Nee, geen meetbaar verschil”.
“Maar,” zei degene die de punctie zou doen, “je neemt de medicijnen nog niet zo heel lang.” Met andere woorden: ik was nog steeds niets wijzer.
De punctie zelf deed dit keer gelukkig veel minder pijn, al hoestte ik daarna vrij veel bloed op. Een hele andere ervaring dan de eerste keer. En het lange wachten was weer begonnen. Weer een week te overbruggen, op naar de volgende kei.
In de dagen erna probeerde ik niet teveel te denken aan de uitspraken van degene die de punctie nam (hij gaf de indruk dat ze de eerste keer wél goed geprikt hadden) en de longarts die de afdeling bezocht (“Bij een ingekapselde ontsteking kan het zijn dat het lichaam meer tijd nodig heeft om dit af te breken.”).
Want hoe hoopvol ook, ik wilde niet nóg een teleurstelling te verwerken hebben. Wachten maar weer. Acht lange dagen. En toch zag ik het na die punctie allemaal wat positiever in.
Zie ook: https://www.hoevrouwendenken.nl/2020/08/29/mijn-verhaal-5-niet-genoeg/