Tussen hoop en vrees

Ik weet nu wat het gezegde 'leven tussen hoop en vrees' betekent. Ik kan je vertellen.. dat is niet fijn. Achtenveertig uur wachten op de uitslag van de biopten voelt als een eeuwigheid. Bellen met de mensen om me heen hielp... een beetje. 'Ga vooral niet Googlen'.. is niet echt gelukt. Totaal niet, eigenlijk. Ik ben van het type, alles willen weten, ook the worst case scenario. Dan kan ik me daarop voorbereiden en dan kan het alleen maar meevallen. En zo geschiedde. De hoeveelheid (juiste) informatie die je op wetenschappelijke sites kunt vinden is ongelooflijk. Het maakte me ergens heel rustig om de dingen te lezen die ik kan verwachten. Nee, niet leuk. Maar wel helder. 

Deze dagen spendeer ik bij mijn ouders. Ik woon al de helft van m'n leven niet meer thuis, maar aangezien ik alleen woon en aardig last heb van de plek waar de biopten zijn genomen is het fijn om daar te zijn. Laat staan voor het emotionele aspect. Mijn moeder, zelf herstellende van borstkanker, vindt de situatie lastig. Toch is mijn familie niet echt van het tonen van emoties. Mijn vader schiet in de 'doe' modus, gaat dingen voor je doen, regelen en mijn moeder verzorgt en bemoedert en geeft alles wat ze in haar moederhart heeft.

De eerste nacht slapen is hels. Mijn gedachten schieten alle kanten op, ik ben angstig, kan niet slapen, mijn borst doet zeer en ik moet hartverscheurend huilen. Wat een nachtmerrie. Ik word wakker en al huilend loop ik naar beneden, waar mijn moeder aan de ontbijttafel zit. Ook al ben ik 41, mijn moeder neemt me op schoot en troost me. Het is zo raar, maar in de meest vreselijke situaties zit dus ook altijd iets moois. Dit moment is er een van en er zullen er nog meer gaan volgen. 

De volgende dag krijg ik de uitslag, aan het einde van de middag. Vandaag heeft mijn moeder ook een afspraak in het ziekenhuis voor haar bestraling. Na de chemo en operatie is dit het laatste stukje van haar behandeltraject. Met m'n vader ga ik mee. De tijd doden totdat ik mijn uitslag krijg. Je gelooft het niet, maar op het moment dat mijn moeder opgehaald wordt door de arts, word ik gebeld door mijn ziekenhuis. De chirurg belt wat eerder, ze heeft de resultaten al binnen. De uitslag is niet goed. Ze vertelt me wat ik ergens al weet. Volgende week wordt er een MRI gemaakt en de week daarop vertelt ze me de uitslag en hoe we het aan gaan pakken. 'Maar je hoeft je geen zorgen te maken', zegt ze nog. 'Geen zorgen?!, vraag ik. Dat lijkt me wel, toch? Geen zorgen, in de zin van, dat we gister al actie hadden moeten ondernemen', verheldert ze. Oke. Ja. Zo kun je het ook zien.

Ik heb een voorstadium van borstkanker, ook wel DCIS genaamd. Dat is dus aan de ene kant heel fijn, want het is nog geen kanker. Maar ik hoor er dus eigenlijk niet bij, want het is máár een voorstadium. Toch heb ik het wel. En het is kwaadaardig. En het moet behandeld worden. Snap jij het nog? Ik hang op en vertel het slechte nieuws aan mijn ouders. De arts staat te wachten. 'Ga maar' zeg ik, want ik voel een huilbui aankomen van hier tot Tokio en dat is niet echt lekker in een wachtkamer.

Ik duik een WC in en heb het slot nog niet dichtgedraaid of mijn vader klopt aan de deur met de boodschap dat ik van de arts mee naar binnen mag. Ze kan het niet geloven dat zowel mijn moeder als ik in een soortgelijk traject zitten. Als we nu naar huis willen mag dat. Mijn moeder kan haar tranen niet bedwingen. 'Bij mezelf maakt het me niet zoveel uit, maar m'n kind...', snikt ze. Ik slik m'n tranen weg. We willen blijven, we zijn hier nu en de arts begint het bestralingstraject aan m'n moeder uit te leggen. 

Ik zit weer in dezelfde roes als een paar dagen geleden. Ik ben er, maar ook weer niet. Het is kwaadaardig. Er zit iets in mijn borst dat niet goed is. Ik voel niks. Ik hoor niks. Ik staar wat voor me uit. Ik ben rustig. Mijn ouders overleggen met de arts. Ik zit erbij. Vang weer wat op. Gek, dat als je zo'n levensveranderend bericht krijgt, dat alles gewoon doorgaat. Je adem. De mensen om je heen. De wereld. Alles gaat gewoon door. Alleen staat mijn leven helemaal op z'n kop. 

Dan word ik gebeld. Het ziekenhuis. Ik neem op en plan met de assistente de MRI die ik zal gaan hebben en de afspraak met de chirurg voor de uitslag. Mooi dat we dat weten, dan plant mijn moeder haar bestralingen op andere dagen. Het is toch ongelooflijk dit? Hoe verzin je het, zowel moeder als dochter borstkanker. Of ja een vóórstadium bij mij dan. Ik weet dat ik daar blij mee moet zijn. Het is maar een voorstadium. Maar af en toe lukt me dat niet. Ik vind het oneerlijk, hels en gemeen dat MIJ dit moet overkomen. Ik verlang terug naar een paar weken geleden waarin ik onbezonnen door het leven ging. Dat is nu weg. Word ik ooit nog de oude? En zo ja, hoe dan?

6 reacties