Proost!

De eerste week na de behandelingen ben ik aan opnieuw het leren zwemmen. Onwennig. Het voelt ook alsof ik met mijn ziel onder mijn arm loop. Ik wil van alles ondernemen, maar zodra ik naar de wc moet ben ik weer moe. Het kost veel energie om de wc te bezoeken (dat hadden de dokters ook gezegd, maar ik vond dat het niet voor mij hoefde te gelden natuurlijk 😉). Ik lig nog veel op bed en neem rust. Rust nemen, rust nemen, rust nemen.. Ik word er hartstikke zat van. Kan die woorden ook niet meer goed horen. Ik hoor de stemmetjes in mijn hoofd: Neem lekker zelf rust, donder op met je adviezen, ik neem al drie maanden rust.. Zucht.

Het is duidelijk. Ik weet even niet goed hoe ik dit moet doen. Eerder was er een ritme. Chemokuren en bestralingen zorgden voor een ritme. Een kanker ritme, maar toch, het was een ritme voor de dag. Elke dag visite door het gemaakte rijschema, heel veel belletjes en kaarten de eerste weken en ga zo maar door. Er was veel afleiding en afspraken met het ziekenhuis die moesten worden nagekomen. Nu moet ik zelf weer een ritme gaan vinden, maar vind ik dat een hele opgave. Het is ook vakantietijd, dus mijn tijd even verdoen met werk zit er niet in. Zoals even een stuk van een student nakijken. Het voelt alsof de trein opeens helemaal is gaan stilstaan, die eerst met 1000 km per uur aan het rijden was. Er is veel stilte. En vrijdagochtend voel ik een bult verdriet loskomen. Het is er al als ik wakker word, ik voel de tranen al komen als ik het ontbijt zit te eten. Eerst vecht ik er nog tegen, niet weer tranen, niet weer dat verdriet wat loskomt. Ik heb al zoveel tranen gelaten deze periode. Maar als ik op de wc zit en het weer zo’n pijn doet, laat ik alles lopen. Ik huil.

Lambert kijkt mij aan en zegt: ach kerel. Hij houdt mij vast. Ik huil nog harder. Het verdriet dringt zich volledig aan mij op. Juist door de stilte. De actie modus is uit. Het hoeft niet meer. De behandelingen zijn klaar. En wat was het een achtbaan. Ziekenhuis in en uit, bestralingen, chemokuren, alles! Het is eigenlijk niet te bevatten wat er in een paar maanden is gebeurd. En ik huil het eruit. Het voelt alsof mijn lichaam klaar is om het verdriet op te vangen. Ik huil vanuit het diepste van mijn lichaam. Ik besluit om in bed te kruipen en ik laat het toe. Bikkel komt bij mij liggen, trouw beest. Mijn tranen vallen op zijn zachte huid en ik knuffel hem flink. Hier wil ik zelf doorheen, maar wat is Bikkel dan fantastisch.

Na een paar uur huilen (en veel slapen) voel ik mij rustiger. Wat was ik bang om het verdriet weer welkom te heten, maar erdoorheen gaan helpt. Ik ben lichter en rustiger. Milder naar mijzelf. Het is oké. Ik hoef niet alles al te kunnen en ja, het doet pijn dat ik nog niet alles kan. Het is er allebei. Lambert neemt mij in de avond mee naar de ping pong club. Daar kun je tafeltennissen en dansen. Eerst wil ik niet, mijn ogen zijn mega dik door mijn gebrul. Maar ergens zegt iets in mij dat het ook goed kan zijn. Even eruit. Dus stap ik op de fiets. Daar aangekomen speel ik tafeltennis. Het is heel fijn om daar even te zijn. En neem ik een biertje. Gewoon, omdat het kan. Ik proost met de mensen met wie ik ben. Op het leven. Dat leven wat zo gek, onvoorstelbaar, verdrietig, mooi, liefdevol en eigenlijk alles is. En het is oké! Proost!

(En voor jullie allemaal een liedje. It’s ok. Deze zangers kampte zelf met kanker en schreef dit prachtige nummer. Mij helpt het af en toe, ik hoop jullie ook!)