Aaiworm
Zij zullen het nooit weten want hoeveel mensen lopen in de straat mijn slaapkamer voorbij die enkel door een muur gescheiden is en waar mijn weeïg klamme lichaam alleen in het schemerdonker ligt dat wordt vergezeld door wat vogels vooral bontgekleurde fazanten en ook wat zilvergroene kevers en roze wormen in mijn nest, terwijl de vreemde muizen over de dekens trippelen. Het is op een bepaalde manier gezellig zo met zn allen.
Mijn matras zuigt als een sponsdier de elixers uit mijn vlees. Het witte trekzaad, het heldere ruggenmergvocht, de gele pis, het chemozweet en uit mijn mond loopt het warme speeksel langzaam weg. Ik zuig het sap terug uit het matras.
In de kuil van het matras trap ik urenlang onvermoeibaar de grond onder mijn voeten vandaan en draai me honderden keren zonder te weten waarom, dan aai ik een worm.
De gedachten in mijn hoofd bombarderen me maar door evenals de nieuwe bovenburen met hun trappelende prutpeuter en wat giebelende grietjes op straat waarvan ik hun plezier niet begrijp. Ik draai mijn natte hoofdkussen nog maar een keer, sluit mijn ogen en
Dan omhels ik haar.
Krullie