YsBloemen
Het vriest dat t KRAAKT.
Ik klop op t raam bij Marie. Bij haar vers gekraakte huisje in de Bingleystraat, in Rotterdam-Bospolder. De stoom van de pergolator maakt het huis mistig. Ze is weggelopen bij t JAC.
Ze heeft kleverig blond haar en een lekker spijkerbroekie aan. Ze zit onder de open wondjes die haar huid hebben verkankerd.
Er lag veel duivenstront op de vloer van het huis. Door het schoonmaken heeft ze wondjespest gekregen. De wondjes stoppen niet met groeien. Wildgroei.
Ze heeft antibiotica nodig zodat, enkel littekens overblijven.
Verrotting herbergt liefde.
Haar pupillen zijn groot. Ze is zo druk! Ik kan haar niet volgen, haar snelle gepraat soms, onsamenhangend, over dat alles fout is. Hoe ze is behandeld door de hulpverleners van t JAC, de Sociale Dienst en over t politieke systeem enzo....Intens gebarend.
Maar herken 't gevoel van pijnlijke gedachtes, die ze met veel praten probeert te onderdrukken.
Dan kijkt ze me wat langer aan.
Ik rook een Caballero sigaretje en bekijk haar nieuwe huis. Dat vooral leeg is. Ik vul de ruimte met rook: 'Caballero, er valt nog zoveel te beleven.'
Nieuwe hoop.
Een leeg bier kratje bij t raam, voor de nog te vinden televisie. Een twee pits kookplaat met daarop de pergolator. Twee versleten fauteuils van de straat. Muren die deels weggevreten zijn door uitzaaiende schimmels. Als klauwen...
Een kartonnen doosje van de Lidl als tafeltje, met daarop een asbakkie, waxinelichtje en onze kopjes koffie. Gezellig toch!
Ik ben blij dat ze er is.
Ik ben niet alleen.
Ze vertelt me, dat ze zich niet kan binden aan mannen. En daarom af en toe mannen klaarpijpt op de GJ de Jonghweg. Ze vind het best leuk werk om te doen. Ik zeg dat ik kanker heb.
"Dat kunnen ze toch wegsnijden", zegt ze.
Superpoes slaakt krolse kreten. Ik geef hem een schoteltje met eten; kip dit keer, en een bakje water te drinken.
Zijn vacht glimt. Wat is hij blij!
Ik vraag of ik bij haar mag slapen. Want kou maakt me zo eenzaam.
Ze heeft een matras van straat gescoord.
'Wat door de burgerij is afgedankt is voor ons geschikt.'
Hier en daar wat sporen van een vorig leven.
Ik lig naast haar.
Is dit mijn nieuwe vriendinnetje?!
Mijn spieren zijn straf.
De stilte is drukkend.
Dan zegt ze: "Je ligt te denken. Ga maar slapen."
De volgende ochtend zet ik koffie voor ons twee. De lucht is kil, m'n adem hoog.
Ik kijk tussen de ijsbloemen op het raam, naar de Hemel. En zie hoe de spreeuwen zijn uitgezaaid als bij een kankergezwel.
Krullie.
Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens.
Korintiƫrs 15:21