Nazorg
“Als u denkt dat u “zogenaamde medische” fysiotherapie nodig heeft, tja, u sport toch zelf, dan moet u daar nog maar eens over nadenken”, zucht mijn oncoloog terwijl hij afkeurend aanhalingstekens in de lucht maakt. Ik ben te verbouwereerd om te zeggen dat ik dus al heb nagedacht en graag een verwijzing wil. Na het gesprek regel ik die via de verpleegkundig specialist alsnog.
Op weg naar de intake met de fysiotherapeut in het ziekenhuis tref ik in de tram, - zowel heen als teruglopen is toch te voortvarend gebleken -, een puber van een jaar of vijftien schat ik. Ze ratelt zonder interpunctie in haar telefoon met een mengeling van “ik ben echt chill” en “ik ben echt zwaar in paniek nu”, zoals pubers dat kunnen. “Echt hè ik moet nog twee haltes o my god dat red ik dus nooit nou ja boeien nog 6 minuten waar ben jij dan omg erg dit”. Het is duidelijk dat degene aan de telefoon haar door deze zenuwslopende periode uit haar leven heen gaat helpen.
In het ziekenhuis juicht de fysiotherapeut mijn beslissing om eerst onder begeleiding weer te gaan sporten meer dan toe. Wetenschappelijk onderzoek heeft immers uitgewezen dat oncologische revalidatie veel bijdraagt aan het herstel. Ze wil me graag helpen, maar het ziekenhuis heeft besloten vanaf januari geen oncologische revalidatie meer aan te bieden. Omdat ik moet rekenen op drie maanden trainen, zoekt ze mee naar een medisch fysiotherapeut in de buurt en belt zelfs over de wachttijden. Als het aan haar lag zou nazorg geen zorg voor de patiënt moeten zijn.
Morgen heb ik mijn laatste bestraling. De radiotherapeut wil me derde Kerstdag zien om te kijken hoe de bijwerkingen zich de komende weken ontwikkelen, maar in principe sta ik morgen buiten. Waar dit ziekenhuis acht maanden mijn tweede habitat was, is het nu “klaar”. Ik kom er nog zeker drie jaar, met behandelingen en vooral controles waar ik nu al tegenop zie. Maar dat is “na de behandeling”.
Ik zou in jubelstemming moeten zijn. Het voelt alsof ik het nu zelf maar uit moet zoeken. Terwijl ik eigenlijk geen flauw benul heb waar ik sta, wat mijn lijf nog kan en niet kan en wat ik eigenlijk de afgelopen tijd heb meegemaakt. Ik kan dit niet alleen, dat weet ik wel.
Toevallig valt mijn oog op een programma dat in februari gaat starten bij het informatieplein Oncologie, “Herstellen doe je samen”. “Na een intensieve behandelperiode kan het moeilijk zijn om je leven weer op de rit te krijgen. Ongetwijfeld zijn er allerlei dingen waar je tegenaan loopt. Zou het niet fijn zijn om samen met een groepje mensen die hetzelfde hebben meegemaakt te werken aan herstel in de breedste zin van het woord”. Dat zou het zeker! Ik meld me meteen aan.
Ik krijg bericht terug dat ze in januari kennismakingsgesprekken gaan houden. Ik ben opeens bang dat ik er niet voor in aanmerking zal komen. Dat er hetzelfde gaat gebeuren als bij de medisch psycholoog en bij de oncoloog. Dat ik het al goed doe. Dat ik omdat ik erover praat, schrijf, gezond eet en beweeg geen verdere hulp meer nodig heb. Dat ik blijkbaar ingedeeld wordt in het “ik ben wel chill” kamp, zelfs als ik zeg “ik ben echt wel in paniek nu”. Dat ik nu gewoon door moet met mijn leven.
Vlak voor de halte waar de puber uit moet stappen, komt van de andere kant door de tram hetzelfde meisje aangelopen. Zelfde haar, zelfde hoge spijkerbroek, zelfde koptelefoon. Ze lachen naar elkaar, de opluchting galmt door de telefoontjes. “O my god ik ben hier met Esmee Esmee is hier die is ook met de tram we hebben nog 1 minuut dus we halen het niet”. Esmee vraagt “waar ben jij dan ik ben hier met Aïsja we komen eraan ja chill tot zo”. Eenmaal uitgestapt laten ze hun telefoontjes zakken, geven ze elkaar een arm en kuieren ze zichtbaar een stuk lichter richting een schoolgebouw. Ze komen te laat, maar wel samen te laat.
2 reacties
Heerlijk die jeugd. Ik mag er graag naar kijken en fantaseren over hen. Over waar ze wonen, wat voor boodschappen ze halen, hoe ze hun tijd besteden. En jij besteedt je tijd wel goed. Onderhoudende blogs, fysio, verwerkingsgroepjes. Mooi meid!
Typisch. Mijn oncoloog reageerde precies omgekeerd: je bent jong en fit en beweegt veel, dus je bent precies de patiënt voor wie sporten met een oncologisch fysiotherapeut meerwaarde heeft. Mooi dat je de verwijzing toch kreeg.