Het lied in de zee.

De zee is mooi. Dat het water nog koud is hindert niet. Het komt wel goed.

Mijn gedachten dwalen af naar het gedruis van de zee. Met in de ene hand mijn stok en in de ander mijn sandalen, volg ik stap voor stap de waterlijn. Eerst loop ik van de stad vandaan. Het water slaat mij op de knieën. 
De branding overstemt de zachte wind. 
Ik zie geen afdruk waar ik heb gestaan. 
Het water leeft en kleurt als zacht lichtblauw glas. Steeds is er beweging, dwars op de koers waarop ik loop. De golven klimmen op het steile strand en het zoute water vloeit weer langzaam  terug naar de diepte. Steeds opnieuw. Het water is zo helder dat je, tot meters verderop, de bodem kunt onderscheiden. Schelpen en stenen zie ik dansen op de maat van de golven. Naar mij toe en van mij af, naar mij toe en van mij af. Het wordt snel dieper. Dus blijf ik aan de kant, dichtbij het strand, en houd de golven in de gaten. Sommige golven slaan zo hard tegen mijn onderbenen dat mijn broek er drijfnat van wordt. Ik draai om. Nu weer met de zee links van mij. 
De wind koelt nu mijn getaand gezicht. 
Soms wankel ik en moet ik balans herstellen. De zee geeft daarvoor maar vier tellen. Niet meer dan dat. Daarna breek ik weer een nieuwe golf. 
Het ritme van de zee. Ik ga mee in haar cadans. 
Zacht begin ik te zingen. Aan de einder ligt een catamaran te wachten, om verderop de haven in te mogen. De zon brandt nu de andere kant van mijn lichaam warm. Ik zing een lied van lang gelee. De tekst ben ik een beetje kwijt en het maakt niet uit. De missende woorden en regels vul ik in met woorden die ik in de zee verzin. Het lied past in de branding. De branding bruist en sist. Bijna val ik weer. Mijn lied houdt aan.

Ik ben alleen, ik alleen en ook de zee. De zee omarmt, de pijn is nu vergeten. Het is alleen de zee, de grote zee en ik.

Mijn kracht wordt minder. 
Alleen in gedachten overstem ik nog het bruisen van de zee. 
De onderstroom beweegt een slanke, spiraalvormige schelp naar me toe. Zo donker roze, dat ze opvalt tussen de lichte steentjes en de witte schelpen. Met in mijn linker hand sandalen en even ook mijn stok, probeer ik met rechts de roze schelp te pakken. Het water stroomt te snel. Ik grijp mis. De golven spelen met de schelp. Het lukt me niet. Nog één keer grijpen. Even ben ik uit balans. De golven spelen nu met mij. Vermoeid geef ik het maar op. Het duurt te lang, de wil van de branding is me nu teveel. Een bruuske golf verlamt mijn lied. Het lied is uit. De zee gaat door. De zee blijft mooi. Ik geef het op. De golven blijven komen. 
Na steeds vier tellen komt er één.

1 reactie