Die trap lijkt wel een berg!

Het is de vrijdagmiddag van mijn 2e chemokuur. Deze keer is een vriendin mee geweest naar het ziekenhuis. Ze heeft met net weer thuis afgezet. Ik voel me beroerd, maar nog relatief ok. Mijn vriend vraagt hoe ik me voel. Ik weet dat hij een avondje met vrienden heeft, wat al maanden terug gepland is. Ik realiseer me dat hij aan het peilen is of hij me alleen thuis kan achterlaten. Wat mij betreft gaat hij gewoon. Hij leeft ook al weken onder druk met de verbouwing van ons nieuwe huis en een zieke vriendin om voor te zorgen. We overleggen en denken allebei dat ik het wel zal redden vanavond.

De vriendin die doorgaat naar een eetafspraak zal stand-by staan voor als het toch niet gaat.

Hoe snel ik achteruit kan gaan, lijk ik alweer te zijn vergeten (of ik heb het verdrongen). Het ene moment kan het nog wel relatief ok gaan, maar 10 minuten later kan het onmogelijk zijn om op je benen te blijven staan. Dat dit zo werkt ontdek ik opnieuw terwijl ik op een campinggasje sperzieboontjes sta te koken, op de plek waar over een paar weken de nieuwe keuken komt.

 

Hoe snel ik achteruit kan gaan, lijk ik alweer te zijn vergeten.

 

Toen ik net begon met koken ging het nog aardig. Nu – enkele minuten later – moet ik op de betonnen vloer gaan zitten, omdat ik te duizelig word als ik blijf staan. Shit... ik was echt vergeten hoe ellendig ik word van die chemo toen ik mijn vriend aanspoorde om een leuke avond te hebben. Ondanks de moeite die het kost wil ik die boontjes toch gekookt hebben, want eten helpt tegen de misselijkheid, zegt mijn arts. Hoe ga ik dit doen? Ok, ik kan dit. Armen voor me op de grond, knieën onder me lijf, en mezelf rechtop zetten. Het lukt me met veel moeite om de boontjes af te gieten (boven het toilet, want we hebben ook geen gootsteen).

 

Nu de volgende uitdaging: de trap op. Door de verbouwing van de benedenverdieping, hebben we een tijdelijke woonkamer ingericht op de eerste verdieping. Veertien treden, kom op, je kan het! De duizeligheid begint inmiddels zo hard op te komen dat ik het bord met boontjes even moet neerzetten. Ik houd mezelf met een hand op de trapleuning en een hand op een tree overeind. Pfoeh, even blijven staan totdat ik minder zwart zie. Dan mijn bord weer een treetje en ik weer een treetje. Weer even uithijgen...wat een armoe! Ik kom niet eens de trap meer op. Onderweg eet ik vast een boontje, hopend dat de misselijkheid zich nog even koest houdt tot ik helemaal boven ben. Het bord weer een tree en ik weer een tree.

 

Ik kom niet eens de trap meer op.

 

Het kost me 10 minuten, maar uiteindelijk ben ik boven. Wat een opluchting dat ik mezelf op de bank kan laten zakken. Het is gelukt, maar wat een treurige toestand. Moet je zien hoe ik er aan toe ben. Ik voel me met de minuut slechter worden. Wat een ellende en verdriet om mijn eigen 29-jarige lichaam zo te zien. Dit gun je niemand. Ik vind het moeilijk, maar bel toch een vriendin. Ik red het nu even niet alleen. Ik heb iemand nodig om bij uit te huilen en die me kan afleiden van de misère in mijn lichaam. Natuurlijk springt zij meteen op de fiets. Ik dwing mezelf om nog een boontje te eten. Die zijn inmiddels koud geworden, maar ach, dat boeit niet. Ze smaakten toch al niet, want door de chemo heeft alles dezelfde weeïge, smerige smaak. Ik zak achterover en houd mezelf voor dat ik me in de loop van volgende week weer beter zal voelen. Alles is tijdelijk!