Groen bolletje.
STAP 1
‘Wet Poortwachter’, oké denk ik. Tot zover het informele. Nu het formele begrijp ik. ‘Wet Poortwachter. We moeten het er even over hebben.’ Gaat mijn manager ongemakkelijk verder. Het is zomer. Ik ben nu zes weken verder in laten we zeggen mijn kankeravontuur. Aan mijn manager heb ik net uitleg gedaan over hoe het met mij gaat. Wat ik heb. Althans wat ze denken dat ik heb. Niks is zeker. Wat ik voel. Contact met het werk. We zijn nu bezig met stap 1 begrijp ik. We hebben contact. Dat ik nu niet werken kan en eerlijk gezegd dat begrijpt ze ook. Maar toch. ‘Wet Poortwachter. We moeten het er even over hebben.’ Ongemakkelijk. Ze neemt het protocol door. Veel woorden die mij eigenlijk geen reet interesseren. Waar ik het niet over wil hebben. Wet Poortwachter.
‘Wet Poortwachter is een stappenplan.’ Voor wat ik begrijp wordt mij verteld dat het is gericht op herstel, liefst naar het huidige werk. ‘Ho’, zeg ik. Om aan te geven dat dit mij veel te snel gaat. Ik weet niets en weet ook niet of ik überhaupt nog terug kan naar mijn werk. Of ík überhaupt terug kom.
Er zijn twee andere uitstapjes maar die doen er nu niet toe. ‘Kan je beter niet doen. Voor dat je het weet gaan andere daarmee aan de haal.’ Zegt mijn manager. De wandklok tikt in het kantoor van mijn manager. Rond twaalf zie ik. De zon schijnt door de ramen.
STAP 2
We gaan verder naar stap 2 zegt het formulier die mijn manager er bij heeft gepakt. ‘De probleemanalyse’, hoor ik mijn manager zeggen. Probleemanalyse? Ik begin nog ongemakkelijker te zitten. Wil eigenlijk weg. We zijn ergens waar ik nog helemaal niet wil of kan zitten. In theorie niet zo ingewikkeld zo’n probleemanalyse zou je op het eerste gezicht zeggen. De artsen hebben gezegd dat Erik iets heeft wat lijkt op kanker. Maar dat is het niet. Maar doet wel hetzelfde. Zeldzaam. We weten het ook niet zo goed. Een GIST tumor. In de maag. Althans dat denken de artsen maar het is nog niet zeker. Daarnaast een niet te definiëren plekje op de linker bijnier.
Je probeert te vertellen wat je wel weet. Wat je meemaakt. De angst, de stress, de onzekerheid. Kom ik wel over? Begrijpen ze dat ik nu niet werken kan? Niet werken wil. Ziek ben maar niet ziek wil zijn. Dat de artsen zelf niet eens klaar zijn met hun probleemanalyse. ‘Maakt niet uit’, zegt mijn manager. ‘We we schrijven gewoon wat op.’ De klok tikt verder.
STAP 3
’Maar hoe lang gaat het dan duren?’ Aha, stap 3. Prognose. ‘Wat verwachten de artsen?’ Ik ontkom er niet aan te denken dat mijn manager mij niet gehoord heeft of heeft begrepen. Ik wil weg. Nogmaals leg ik uit dat de artsen nog geen antwoorden hebben. Ik daarmee ook niet. Begrijp best dat dat lastig is. Niet bevredigend. Is het voor mij ook niet.
‘Oké we schrijven wel wat op. Het is tenslotte voor de formulieren.’ Voor de formulieren? Het gaat hier wel over mij potverdikkie! Ik heb de energie niet. Had ik al niet. Maar nu helemaal niet.
STAP 4
Mijn manager krabbelt wat op het formulier en draait het om. Stap 4. ‘Na zes weken moet er een plan van aanpak liggen.’ Even een korte uitleg: die zes weken beginnen bij je eerste ziekmelding. Dus daar zitten we nu. ‘Plan van aanpak.’ Hoor ik haar zeggen. ‘Plan van aanpak? Ik weet zelf nog niet eens wat ik heb. Ja iets met kanker. Maar hoe het er verder uit ziet weet ik niet. Laat staan de toekomst. ‘Ja maakt niet uit. We schrijven wel wat op’, zegt mijn manager. Wat dan denk ik! Ik heb kanker. Ik ben ziek! Ik kan geen plannen maken. Ik heb geen plannen. Voel me niet serieus genomen.
‘Dat is voor de formulieren. Dan hebben we onze inspanningsverplichting gedaan. Krijgen de organisatie en ik geen gedoe met het UWV.’
Alles voor een groen bolletje legt mijn manager uit. Dit bolletje is nu nog rood. Maar als de lijsten ingevuld zijn dan wordt die groen. ‘Dat voelt fijner.’ Voor haar.
Twee voor twaalf de klok tikt. Inspanningsverplichtingen? Inspanningsverplichtingen? Denk ik. Men moet eens weten wat voor inspanningen ik allemaal te verstouwen krijg nu.
Frank zit tegenover mij in zijn gespreksruimte waar men zichtbaar hun best heeft gedaan het zo onprettig mogelijk te maken. Frank kijkt me de hele tijd aan. Frank onze bedrijfsarts. Aardige man maar hij kijkt zoveel. En zegt zo weinig. Ook Frank heeft het over Inspanningsverplichtingen. Maar nu zijn ze wederzijds. Ook van mij worden die verwacht.
Je moest moet eens weten wat dit allemaal aan inspanning kost en nog gaat kosten. Zou ik willen zeggen maar doe het niet. Kan ik niet. Bang niet begrepen te worden. Frank kijkt me aan. De hele tijd.
Ook Frank geeft mij een korte uitleg over de wet Poortwachter. En legt uit dat hij degene is die mijn belastbaarheid gaat bepalen. Dat hoort nog bij stap 2, de probleemanalyse. Dat vakje vult hij in op het formulier. Belastbaarheid van een ander, van mij, hoe bepaal je dat? Welk rekensom laat je daar op los? Ik ben geen rekensom. Ik ben ik, waar ik van heb geleerd dat ik daar op dit moment, in deze situatie, niet op kan rekenen. Als ik dat niet kan hoe kan jij dat dan? Frank kijkt me aan en weegt.
Frank buigt zich voorover en begint wat te tikken in zijn vakje. Kijkt me nog eens aan en gaat verder. Frank geeft uitleg. Hij acht mij niet belastbaar. Dat heeft hij ingevuld op het formulier.
Dezelfde wandklok tikt. Haast twaalf uur. Ik overhandig het formulier aan mijn manager. De zon schijnt ook nu door de ramen. Het is nog steeds zomer. Ook ik heb een vakje moeten invullen. Hierin vermeld ik dat ik mezelf niet in staat acht te werken. Mijn manager kijkt verheugd. ‘Fijn. Dit formulier laat ik zo snel mogelijk verwerken. Dan wordt het rode balletje groen. Dat voelt wat lekkerder.’ Ze is zichtbaar opgelucht.
Een belletje gaat. ‘Nog dertig seconden’, zegt een stem. Nog drie letters in te vullen. Twee knappe koppen buigen zich over de letters die ze al hebben. Nog meer over de letters die ontbreken. Ze overleggen en fluisteren. Kan ze net niet verstaan. Het net niet verstaan maakt mij buitenstaander. Spanning stijgt. Nog tien. ‘Inspanningsverplichting!’, zegt een van de knappe koppen. Tjing. Tjing. Tjing. Een balletje licht groen op. Yes! Dat is het woord. Twee mensen schudden elkaars hand. De spelleider kijkt tevreden. Ik kijk tevreden. Gelukkig is het balletje nu groen. Opgelucht. Tevreden?
Ik voel me gedwongen mee te spelen in een spel die niet de mijne is maar wel in goede banen moet leiden. Veel gevraagd? Ja!
WET POORTWACHTER
Stap 1: werknemer, werk en leidinggevende houden contact met elkaar.
Stap 2: probleemanalyse.
Stap 3: prognose.
Stap 4: na zes weken moet er een plan van aanpak liggen.
Stap 5: daar zijn we nog niet.
1 reactie
Soms kan het beter duidelijk zijn, dan weet je wat. Maar soms ook blijft het sudderen en blijft de toekomst onduidelijk.
En dan is het de kunst om het voor jezelf duidelijk te maken wat je wilt.
Nu is 6 weken nog pril, maar als het over 6 maanden nog net zo onduidelijk is of je kunt herstellen of niet, dan moet je de regie meer naar je toetrekken.