Ik moet me er niet zo druk over maken. Zegt men.
Ik moet me er niet zo druk over maken. Zegt men.
Spiegel. Ik schrik. Iedere ochtend wordt ik er mee geconfronteerd. Kan er niet omheen. Een kop met ballen. Twee om precies te zijn. Links en rechts. Kop met twee ballen.
‘Iemand die je niet kent ziet het niet. Die denken dat Erik er zo uit ziet.’ Ik wel. Iedere dag. Ik weet het. Ik zie het. En joh, zeg nou eerlijk, dat ziet er toch niet uit! Niet weer die pleister. Ik heb wel kanker maar daarmee niet gek of naïef.
Sinds de immuuntherapie heb ik niet alleen een bult op mijn bil (die overigens weer verdwenen is), een bult of zoiets in mijn maag maar ook twee ballen onder mijn ogen. Oedeem. Vochtophoping.
Ik kom alleen nog op plekken die bekend en vertrouwd zijn. Bekende gezichten, de juffrouw van de supermarkt en de verkopers van de plaatselijke ijzerhandel, zijn fijn nu. Zal ik maar zeggen. Het kan niet zijn dat niemand van die bekende gezichten het niet ziet. Wel, niet zegt: ‘Goh, wat is er met jouw aan de hand?’ Maar, ‘Joh heb je die en die gezien…. Ja ik bedoel die. Wat ziet die er nu verrot uit.’
Steeds maar met die ballen onder je ogen. Ik kijk neer in plaats van op. Kijk mensen liever niet meer aan. Waar ik dat voorheen juist zo belangrijk vond. Maar ik ga wel. Ik moet. Ik kan, mag, me niet verstoppen.
Zou zo graag, omdat het de laatste bekende gezichten worden, vertellen: ‘Ja dat klopt. Komt door de medicijnen. Ik heb kanker.’ Maar ik kijk neer en voel me klein en kwetsbaar.
Men zegt dat ik me er niet druk over hoef te maken. Dat het vooral jouw gevoel is dat je dit denkt en ervaart. Kut! Ligt het weer bij mij! Weer heb ik de bal. We staan in een kring. Dat heeft de juf net gezegd. Ze heeft het spel uitgelegd. Een bal. Je kent het wel. In een kring. De bal wordt naar een ander gegooid. Gevangen. En je denkt sjit. Wat doe ik met die bal en naar wie nu? Je gooit en hoopt nooit meer de bal te krijgen. Want ondanks alles doe je je best de bal te vangen. Je kijkt degene met de bal verwachtingsvol aan. Weer heb je de bal.
‘Iemand die je niet kent ziet het niet. Die denken: Erik ziet er zo uit.’ Hmmm.
Als zoekende ogen kijken kijk ik naar links. Als zoekende ogen kijk ik naar rechts. Als zoekende ogen kijken kijk ik naar beneden. Ik kijk niet aan. Ik ben niet aan. Ik wil niet de bal.
Vandaag maar niet naar een feestje geweest van een collega. ‘Je moet leuke dingen doen.’ Zegt men. Zou het voorheen ook zijn geweest. Maar niet nu. De pleister is te klein. Te moe. Teveel impact. Teveel confrontatie met mezelf of is het juist die ander? Ik zit thuis. Alleen. En het bevalt me eigenlijk best. Ben best trots op mezelf. Al is het alleen.
God wat vind ik dat ik ‘ballen heb’!
2 reacties
Grote zonnebril opzetten?
Tijdens mijn chemo zag ik er niet uit. Kaal, en zo wit als een lijk. Een hologige doodskop . Men zou denken dat ik elke seconde dood zou neervallen. Nou , we zijn er toch nog altijd.
Kan daar aan dat oedeem iets gedaan worden. Is dat tijdelijk ?
Hoi Willy,
Gelukkig kan ik me al verschuilen achter een bril. Maar is het natuurlijk vooral je eigen kop die aan de haal gaat. Als het goed is is de oedeem tijdelijk. Het is een gevolg van de immuuntherapie.