In de wachtkamer

De afgelopen week zat ik in vijf verschillende wachtkamers. In aanloop naar de operatie en de behandelingen daarna maakte ik een rondje in het ziekenhuis en daarbuiten. Voorheen associeerde ik wachtruimtes met systeemplafonds, medische tijdschriften die geen hond leest en met gekleurde metalen stangetjes met vrolijke balletjes op een houten onderstel. Niet met mensen.

In de wachtkamer bij Anesthesie zitten twee vriendinnen te praten. ‘Ik vind het zo lief dat je toch bent meegegaan, ik weet wat voor hekel je aan ziekenhuizen hebt’. De vriendin zet tot in de gruwelijkste details uiteen hoe dat zo gekomen is. Wat voor verschrikkelijke dingen ze heeft meegemaakt bij operaties. Ze mag blij zijn dat ze nog leeft. Ik zoek met mijn blik steun bij een vriendelijk ogend stel, hij zenuwachtig, zij knikt me geruststellend toe. Later aan de balie worden ze in het Engels toegesproken.  

Bij de mammapoli zoek ik om mezelf niet onnodig te kwellen deze keer een andere plek dan waar ik die enige keer nog met hem zat. Verder is er niemand. Ik kom zonder tranen bij de verpleegkundig specialist binnen. Bij plastische chirurgie is het druk, ik vermoed dat ze een wachtkamer delen met een andere afdeling. Ik zie aan de vanzelfsprekendheid van kleine gebaren dat de aanwezige stellen vertrouwen op elkaars steun zonder te praten. Ik kan het niet niet zien. Een man alleen raakt in gesprek met een andere man over het boek dat hij ter plekke aan het lezen is. Het wordt een geanimeerd gesprek. ‘Leuk kennis gemaakt te hebben, en veel plezier met uw boek’, zegt de man als hij wordt binnengeroepen.

Bij Oncologie demonstreert een krasse oude man me zo blij als een kind zijn opvouwbare scootmobiel, een veredelde elektrische step met een krukje erop. Als ik niet snel aan de beurt zou zijn geweest, had ik best een testritje door de brede ziekenhuisgang mogen maken. Hier rijdt ie heerlijk, de Haagse Markt is helaas niet te doen, vertelt hij. Een bozige vrouw mengt zich in het gesprek. Waarom je de Haagse Markt sowieso beter kan vermijden. Ik mis de Haagse Markt, maar ben al aan de beurt. 

Vanochtend word ik via een groot scherm welkom geheten in een tandheelkundige praktijk in Scheveningen. Op datzelfde scherm worden de verschillende specialisten voorgesteld. Opleiding, ervaring, specialismen en visie op zorg komen voorbij. Geheel in de lijn van de menselijke maat in de zorg, staat er bij iedere specialist wat hij graag in zijn vrije tijd doet. ‘Naast een goede clinicus en wetenschapper is hij een echte levensgenieter’. Het zegt veel over mij dat ik bij een levensgenieter eerder denk aan iemand die dronken tot diep in de nacht in de lampen hangt dan aan een arts die om half 11 het licht uitdoet om de volgende dag weer fris naar zijn werk te gaan. Net zoals iedere andere patiënt zit ik in wachtkamers met mijn eigen gedachten, gevoelens, met mezelf.

Alle tijd die ik nu doorbreng in wachtkamers zou ik voorheen hebben afgedaan als verloren tijd, omdat ik wachtte op iets wat komen ging. Als je wachttijd ziet als tijd op zich, zie je de mensen om je heen. Dat creëert een verbond van medemenselijkheid dat me steun geeft, helpt relativeren en rustiger maakt. Tot op zekere hoogte. De wachtkamer is voor patiënten. Hoe blij ik ook ben met hoe menselijk mijn artsen me behandelen, ik zie hen toch het liefst alleen als arts. Ze klagen niet en hebben geen politieke kleur. Artsen schaken, lezen en lopen hard. En anders wil ik het niet weten.

1 reactie