Herstel

Een volle week voordat de bestralingen beginnen, daar zou ik eens lekker van gaan genieten. Ik hoef deze week alleen naar de psycholoog en de schilder komt langs om eindelijk een muurtje en plafond te herstellen van een lekkage van vorig jaar. Ik zou naar de film gaan, misschien even de stad in, bij een vriendin langs of zelfs weer even in de sportschool gaan kijken. Nu kan het nog, ik weet niet wat radiotherapie me gaat brengen.

Het duurt tot welgeteld maandagmiddag tot mijn lijf me terug roept. ’s Ochtends doe ik online een half yogalesje, onder het mom “ik moet toch weer opbouwen”. Een vriendin brengt met de lunch een verlaat feestpakket, we besluiten de bubbels voor een ander tijdstip te bewaren. ’s Middags lig ik weer gevloerd op de bank. 

Dinsdag heb ik de tweede afspraak met de medisch psycholoog. Zij zit in een ander ziekenhuis dan waar ik mijn behandelingen heb. Een groot en wat mistroostig ziekenhuis vind ik het. Misschien heeft het te maken met hoe ik hier tijdens mijn chemo behandelingen met spoed binnenkwam met ondraaglijke pijn, dat zeg ik niet snel, vanwege galstenen. Dat was domme pech. 

De psycholoog zit ergens op de eerste verdieping. Die is te bereiken via kleine muffe liften of een trap die ergens achter een deur verscholen zit waarvan je vermoedt dat die naar een schoonmaakhok leidt. De gang met oud behang en verkeurde vloerbedekking doet me denken aan vervallen hotels. Zo’n gang waar de dienbladen met borden vol afgekloven steaks en gebruikte servetten niet door de roomservice worden opgehaald. Eenmaal op haar kamer in gesprek is dat snel vergeten. Of ik nog na heb kunnen denken over mijn hulpvraag? Ze luistert en stelt de juiste vragen. Met betraande ogen en een stuk lichter in mijn hoofd loop ik terug naar de trappenhal. 

Vandaag neemt de schilder me vakkundig mee in zijn aanpak. Hij gaat eerst plaatselijk de oude gebarsten lagen van het plafond verwijderen. Of ik een stoffer en blik en een stofzuiger heb, dan ruimt ie de rommel meteen op. Bij de koffie gaat het gesprek van “je kan ook niets meer zeggen tegenwoordig“ naar de schoonheidsnorm van de jeugd. Een vriendin van een vriendin van zijn dochter heeft op haar twintigste een neuscorrectie laten doen en haar lippen op laten spuiten. “Ze zijn hartstikke mooi van hun eigen, er is echt niets mis mee, dat begrijp je toch niet?”. Daarna strijkt hij mijn plafond glad alsof er nooit iets gebeurd is. Dat moet voorzichtig gebeuren, anders trekt ie alsnog het hele oude plafond mee.

Er gebeurt nu zo veel dat ik niet maar één concrete hulpvraag heb kunnen bedenken, anders dan hoe nu verder. Misschien dat we alle oude lagen maar eens moesten aanpakken, nu we toch bezig zijn? Nu ik de komende tijd nog bezig ben met bestraling, immunotherapie en herstel,  zouden we toch meteen wat oude rommel kunnen opruimen? De psycholoog hoeft terwijl ik mezelf hoor praten eigenlijk niet eens meer te vragen “wat denk je zelf?” Ze wijst me op de acute stress fase waar ik in zit. Kanker krijgen en verwerken is genoeg. 

Als het water met bakken van boven naar beneden komt, ben je doorweekt. Dan moet je het water ergens opvangen, afvoeren, opdrogen, warm worden, de schade in kaart brengen en herstellen. Dit is niet de tijd om te kijken naar de fundering. Als die überhaupt al aandacht behoeft, is die oud genoeg om nog wel even stevig te blijven zitten. “Vertragen is de basis van je herstel”, zegt ze.

Ik neem het ter harte. Sinds mijn goede uitslag druppelt het besef binnen hoe blij ik ben met wat me van nature gegeven is en hoe mooi dat in tact is gebleven. Ik schrap alle plannen en ga dit laatste weekend voor de bestralingen een weekendje weg. Om ranzige hotelgangen te vermijden naar een klein schoon huisje helemaal voor mij alleen in een bos. Om daar op de bank in slaap te vallen. Om traag te wandelen op de Veluwe in plaats van in het Haagse Bos. En om in laten dalen wat hartstikke mooi is van mijn eigen.