Yabba dabba doo!

Nou meid, ik heb heel goed nieuws. Zowel in je lymfeklieren als in je borstweefsel is niets meer gevonden. Ik heb mijn jas nog niet uit als mijn verpleegkundig specialist met de deur in huis valt. Ik roep iets, ik weet niet meer wat. Meteen daarna komen tranen, gevolgd door een lach die ik al heel lang niet meer gevoeld heb. Zo’n lach die ik alleen op foto’s van voor de diagnose ken.

Die middag en avond buitelen de tranen en vreugdekreten over elkaar heen als ik het goede nieuws aan familie en vrienden vertel. App’jes en foto’s met proostende blije mensen druppelen binnen. Naast mijn eigen blijdschap voel ik de opluchting en liefde van iedereen die al maanden zo met me meeleeft.  Automatisch popt de gedachte op wie ik nog meer zou willen bellen en proost ik in mijn gedachten op alle dierbaren. Ik neem een biertje en bestel samen met mijn blije zoons Vietnamees. Een diep gevoel van dankbaarheid en kinderlijke blijdschap komen in me naar boven.

Fresh Prince Carlton en Fred Flintstone blij ben ik. Een raar dansje dat ik spontaan wil maken herinnert me eraan dat ik net geopereerd ben. Die arm kan nog niet omhoog dus. Mijn lijf herkent de twee speciaal biertjes niet meer en verzet zich door me ‘s nachts klaarwakker te houden. Toch sta ik de volgende dag lichter op dan ik me kan herinneren. Er worden prachtige boeketten bezorgd, en bubbels. Ik wandel in de regen, als in Singing in the rain, zonder in lantaarnpalen te klimmen. Don’t push your luck.

Ik had anderen en mezelf erop voorbereid dat het mogelijk geen eenduidige uitslag zou zijn. Het hoeft niet óf helemaal goed óf helemaal mis te zijn. Voor nu is het helemaal goed, een betere uitslag is er niet. Fysiek ben ik nog net zo uit het veld geslagen als de dag ervoor. De diagnose, chemo en operatie zitten er nog. Ook mentaal. De spanning in mijn spieren, de brok in mijn keel en de knoop in mijn maag hebben zich te diep genesteld om meteen weer uit te kunnen vliegen. Maar het luik staat wagenwijd open. Ik krijg weer lucht.

Het ziekenhuis blijft nog wel even mijn tweede habitat. Immuno therapie, bestralingsarts, nacontrole chirurg, de oncoloog met de prognose. Over een paar weken start ik met drie weken lang iedere dag bestralen. Tegen die tijd mag ik vast weer autorijden. Desnoods ga ik met zo’n Flintstone autootje. Beentjes in de lucht en lachend richting het ziekenhuis. Deze week is mijn grootste probleem dat ik niet genoeg vazen heb.

3 reacties