Engel

Het is bezoekuur in het grote, grauwe ziekenhuis. Er staat een engel naast mijn bed. En ze is vermomd als vrouw. Een hele mooie vrouw met een lachend gezicht. Ze heeft een bosje bloemen in haar hand. ‘Deze zijn voor jou, zegt ze’. ‘ Ik zal ze even voor je in een vaas zetten’. Ik ben blij verrast door dit onverwachte bezoek. ‘Wat fijn dat je er bent', zeg ik.

Nachtelijke ontmoeting

We kennen elkaar van een eerdere opname, Engel en ik. Zij had toen een ingreep gehad, en ik was net opgenomen. We lagen bij elkaar op de kamer. Engel snurkte de hele dag en de halve nacht, vanwege de narcose die ze die dag had gehad. Middenin de nacht was ze wakker geworden. Ze maakte me wakker en vroeg ‘kun je mij misschien helpen?. Het lichtje boven mijn bed is aan, en ik kan het zelf niet uit doen.’ ‘Geen probleem, natuurlijk help ik je’, zei ik slaperig. Ik stapte uit bed en knipte het lichtje uit. De volgende dag kwamen er mensen van haar kerkgemeenschap voor haar bidden. Ik vond dat mooi. Ik ben niet kerkelijk opgevoed, maar het idee dat mensen hogere machten voor haar aanriepen om haar beter te maken, vond ik bijzonder. Die dag werd ze ontslagen uit het ziekenhuis. Voor ze de kamer verliet zei ze ‘dankjewel dat je me vannacht hebt geholpen’. Ik was het hele voorval alweer vergeten, en zei iets van ‘ah joh, dat stelt niks voor’. ‘Nee’, zei ze. ‘Ik vond het wel bijzonder’. ‘Je was zo lief voor me toen ik me naar voelde’. Daarna vertrok ze. Blij dat ze weer naar huis en naar haar zoontje kon gaan.

Pure liefde

Mijn lieve zus is ook bij me op bezoek in het ziekenhuis. Ze is mooi, mijn zus. Met haar donkere haren, de pretlichtjes in haar grote blauwe ogen en haar opgeruimde karakter. Zij heeft een goed gevoel voor stijl: haar kapsel en make-up kloppen en haar tas past bij haar schoenen. Daar kan ik alleen maar vol bewondering naar kijken. Zij zegt graag gekke dingen om je aan het lachen te maken. Ik heb haar graag om me heen.

Nu valt er niet zoveel te lachen. We zijn allebei ongerust en verdrietig. Engel gaat naast mijn ziekenhuisbed zitten. Ze pakt mijn hand, en die van mijn zus. ‘Ik wil zo graag voor jou bidden’, zegt ze. ‘Ik wil mijn god vragen om jou te helpen’. ‘Doe je mee?’, vraagt ze aan Zus. Mijn echte Rotterdamse, doorgaans erg nuchtere grapjurk van een zus knikt ja. Dat wil ze wel. En dan begint ze, Engel. Ik heb nog nooit iemand met zoveel passie een gebed horen uitspreken (ik had überhaupt nog maar weinig mensen hardop horen bidden). Uit haar tenen kwam het! Engel, Zus en ik, de tranen stroomden over onze wangen. Hoe kon het dat een vrouw die ik amper kende zoiets voor mij deed? Dat Engel speciaal naar me toe was gekomen toen ik in het diepst van het dal zat, om zoiets voor mij te doen leek mij een daad van pure liefde.

De schoonheid en de verrukking van dit leven zit in dingen en mensen waar we vaak zomaar aan voorbij lopen. Het is zaak om vol verwondering en met een open hart te kijken, zodat je de liefde en de engelen die de liefde brengen herkent. Mocht jij, of iemand waar je van houdt, op dit moment moeten dealen met kanker of de gevolgen ervan, dan wens ik jou veel engelen op jouw pad. Liefs!

7 reacties