5. Opgeven kost moed

5. Opgeven kost moed

Mensen die mij kennen, kennen mij als een vechter. Ik bijt me ergens in vast en ga ervoor. Ik laat me niet kennen en ga door en door en door. Zo werkt het niet bij kanker heb ik gemerkt. Bij kanker zijn er dagen dat je wilt opgeven. Bij kanker kun je niet doorgaan en doorgaan en doorgaan. Bij kanker kun je soms niet meer. Niet meer staan op je benen, niet meer vechten van verdriet en niet meer nadenken van ellende.

Dat ik te boek sta als iemand die niet op geeft maakte het voor mij dan ook vaak ontzettend lastig. Iedereen rekent op je. Want als ik opgeef, wat hebben zij dan aan hoop over? Dus ga je door, of in ieder geval dat deed ik. Ik liet me niet kennen en natuurlijk kon ik huilen van ellende en schreeuwen van woede. Maar dat eindigde er altijd in dat ik zei, kom op we gaan weer door. Hoe vaak heb ik wel niet gedacht, kon ik maar 1 dagje er niet meer willen zijn. Niet meer meemaken wat ik nu mee maak, me volledig afsluiten. In bed liggen en er niet meer uit willen komen. Opgeven. Gewoon opgeven. Dat leek me zo makkelijk. Maar die keuze had en heb ik niet. Niet omwille van mijn liefde, mijn familie en vrienden die me zo graag hier op aarde houden, maar te meer op mijn dochter.

Hoe kan ik haar uitleggen dat mama er gewoon geen zin meer in had en op gaf. Nee, ik stond op. Elke dag weer. Kleedde me aan, deed make-up op en kwam de dag door. De ene keer beter dan de andere. Maar nooit ben ik gestopt met vechten. Ik zeg dit niet op een schouderklopje te krijgen, in tegendeel. Want wat zou het mooi zijn als ik het soms even had opgegeven.

In plaats van anderen te vertellen dat ze moesten blijven geloven in een goed einde van mijn gevecht, had mij dat vertelt kunnen worden als ik op gaf. Dan had ik dat mezelf niet elke dag hoeven te vertellen omwille van hun. Krachtig zijn is een mooie eigenschap, maar ook een grote valkuil. En met kanker is alles al snel een valkuil. Je zult mij niet snel zien vallen, maar er zullen dagen zijn dat je me moet laten vallen. Zodat ik weet dat ik weer kan opkrabbelen en jij mij hierbij kunt helpen.

Van kanker patiƫnten wordt verwacht dat ze vechten tot het bittere eind. Want stel je voor dat je het niet wint. Dat de kanker wint. Dat kan niet. Voor opgeven is moed nodig en mensen die opgeven zijn net zo goed moedige mensen als mensen die vechten.

Want het kost moed om je naasten achter je te laten, de dood in de ogen te kijken en het op te geven van je lichaam en van wat daarin zit. Dat iemand hiervoor kiest betekend voor mij dat iemand niet verder kan. Dat er geen gevecht meer mogelijk is en iemand weet dat altijd zelf het beste. Wat je zelf in je lichaam voelt, in je geest, dat weet niemand behalve jij. Welke keuze iemand ook maakt, de omgeving heeft dat te respecteren.

Als ik op een dag opgeef dan kan ik niet meer. Dan kan ik niet meer winnen en kan ik niet meer vechten. Opgeven kost moed, zeker als je een gezin hebt. Het kost moed om te zeggen, jullie groeien op zonder mij. Jullie moeten het doen zonder mij. Het gevecht om tot die beslissing te komen is een groter gevecht dan die tegen kanker.