Queen of my castle
Er is inmiddels alweer een jaar verstreken sinds ik doe alsof ik een normaal persoon ben, Janneke Modaal. Sinds september 2015 heb ik geprobeerd mijn leven niet meer te laten beheersen door het ziekenhuis en ben ik weer gaan studeren, dansen en pizza als ontbijt gaan eten omdat ik weer een student ben die op zichzelf woont. Ik probeerde weliswaar niet te verdringen wat er allemaal gebeurd was in de afgelopen jaren, maar mijn medestudenten hoefden het van mij niet te weten en ik deed weer even dom als jaren geleden door te lang in de kroeg te blijven hangen of een biertje te veel te drinken. Kanker was gebeurd, het lag achter me - "opdat wij niet vergeten" - maar het was nu wel weer mooi geweest en het speelde geen rol meer in mijn nieuwe leven als kortpittig kroketje.
Het gedeelte waarbij niemand op de studie het hoefde te weten ging vrij goed; zelfs nu in mijn tweede jaar weten maar drie mensen van mijn situatie af, en dat vind ik prima. Het dealen met de situatie ging niet altijd even soepel. Telkens wanneer er een mijlpaal was bereikt ten opzichte van de jaren ervoor, speelde de film weer in m'n hoofd af. Op 19 januari dacht ik aan het belletje dat ik kreeg toen de ziekte terug bleek te zijn, op 27 januari dacht ik aan mijn tweede beenmergpunctie in een jaar, 30 januari aan het verwijderen en invriezen van mijn eierstok. En dat was pas de maand januari.
Dat denken is allemaal leuk en aardig, en af en toe een keertje goed janken mag ook best. Het werd pas vervelend toen die herinneringen mijn gedachten en gesprekken gingen domineren. Als iemand bloed had laten prikken, raasde er al door mijn hoofd dat ik dat ooit ook elke week deed en bloedprikken echt niets voorstelt. Gelukkig kon ik bij zo'n gedachte vaak op tijd op m'n tong bijten, om toch iets minder verhard over te komen. Als iemand bang was voor een narcose, moest ik ook heel erg op mijn woorden passen en opletten dat ik geen pleidooi over ziekenhuizen ging ophangen en hoe ik narcoses had ervaren. Want als je dan misselijk was, kon je dezelfde pillen krijgen die ik na m'n chemo's had, en voor ik het wist zou ik dan weer met mezelf in een gesprek verstrikt zitten over mijn ziekte, de gesprekspartner totaal negerend. Het werd dus steeds vermoeiender, want bijna alles triggerde een herinnering aan mijn ziekte en als ik het dan uitsprak voelde ik me telkens een verbitterder persoon worden. Vooral omdat ik altijd heb geroepen dat niemand zich in hoefde te houden bij mij, want als zij geen pijn of verdriet mochten hebben omdat ik een kutjaar had gehad, mochten anderen niet gelukkig zijn omdat iemand anders het beter had. En toch voelde ik telkens dat ik de neiging had iedereen subtiel te willen overtroeven. Iets waar ik me achteraf alleen maar vervelender door voelde en niets mee won.
Onder het mom van "ik hou niet van zeuren en ik wil me niet aanstellen" probeerde ik dan ook alles te onderdrukken, er vooral niet over te praten. Maar zoals het psychologisch stoommachine model voorspelde, stapelde al die gedachten en woorden en gevoelens op en kwam dan met een grote wolk van frustratie alle stoom er op een gegeven moment uit. Dan bevond ik me weer midden in mijn spraakwaterval en zei ik dingen die ik helemaal niet wilde zeggen. Naar de psycholoog gaan had ook weinig nut op dat moment, want met haar had ik het eigenlijk vooral over mijn jeugd - wat voor nog meer kopzorgen zorgde, want blijkbaar ben ik daar al redelijk verknipt. En dus had ik na mijn uitbarstingen vaak een kater van alles wat ik misschien wel had willen zeggen, maar vooral alles wat ik had gezegd maar liever voor me had gehouden of anders had geformuleerd.
De oplossing hiervoor kwam plots uit een niet verrassende, maar toch onverwachte hoek: mijn sociale leven. Ik ging weer vaker de kroeg in, had het naar m'n zin met m'n vriendinnen en was op een punt waar mijn haar steeds leuker ging zitten en ik dus ook aandacht van mannen kreeg. Hoewel ik nog steeds vaak dingen er uit gooide waar ik toch spijt van kreeg, ging het steeds beter in deze nieuwe, frisse vorm van sociale contacten en omgaan met de wereld om me heen. Een paar maanden geleden dacht ik hem dan ook te hebben gevonden: iemand met wie ik het leuk had gehad en hoopte het vaker leuk te hebben. Helaas was dit gevoel niet wederzijds. Op een onbeschofte manier ben ik afgewezen, achtergelaten vol vragen en opmerkingen - die ik voor me hield als de volwassen dame die ik ben. Het gebeurde vlak voordat ik de reis van mijn leven naar Cuba met m'n vader ging maken. En zo stapte ik het vliegtuig in met een afspeellijst met te veel liedjes die me aan hem deden denken en te veel mensen die op hem leken. Een tijd lang heb ik me zitten opvreten daar in de Cariben - hoewel ik op momenten dat ik dat niet deed met volle teugen genoot van de mensen en de muziek. Totdat ik op een strand lag met een perfect turquoise zee en een stralende zon op m'n bolletje. Ik lag weer te peinzen toen ik ineens bedacht dat ik in een paradijsje, aan de andere kant van de wereld, tijdens de vakantie van mijn leven lag te denken aan iemand die het helemaal niet waard was. Als de hopeloze romanticus die ik ben dacht ik altijd dat zijn ogen zo blauw als de zee waren, maar blijkbaar waren er zeeën veel blauwer en mooier dan zijn ogen. Ik moest niet zo malen, maar bedenken wat we morgen gingen doen, welke stad we gingen zien, hoe we daar zouden komen en ik moest niet vergeten elk moment als een spons op te nemen en te genieten van hoe bevoordeeld ik was dat ik dit kon doen. Op dat moment klikte er iets in mijn hoofd: ik lag weliswaar aan de andere kant van de wereld te piekeren over een jongen, maar ik had het al weken niet meer over mijn ziekte gehad. Ik was weer een normale vrouw die jongensproblemen en gedoe met vriendinnen over-analyseerde. Ik was weer mezelf!
Ook de rest van de vakantie heb ik het met mijn vader niet meer over de afgelopen jaren gehad - iets wat bijzonder is aangezien mijn vader en ik daar heel goed en fijn over kunnen praten en dat ook vaak deden. En nu, een jaar nadat mijn leven weer normaal moest worden, heb ik het weer met mijn vriendinnen over hoe zwaar we het hebben met de studie, en die muts die zus of zo heeft gedaan, en die kerel die maar niets van zich laat horen. Ik ben weer een Janneke Modaal, met normale meidenproblemen, die steeds wat zoeter wordt en de verbitterdheid langzaam loslaat. Eindelijk weer baas over mijn gedachten, de prinses in mijn vriendinnen groep en queen of my castle.
Het gedeelte waarbij niemand op de studie het hoefde te weten ging vrij goed; zelfs nu in mijn tweede jaar weten maar drie mensen van mijn situatie af, en dat vind ik prima. Het dealen met de situatie ging niet altijd even soepel. Telkens wanneer er een mijlpaal was bereikt ten opzichte van de jaren ervoor, speelde de film weer in m'n hoofd af. Op 19 januari dacht ik aan het belletje dat ik kreeg toen de ziekte terug bleek te zijn, op 27 januari dacht ik aan mijn tweede beenmergpunctie in een jaar, 30 januari aan het verwijderen en invriezen van mijn eierstok. En dat was pas de maand januari.
Dat denken is allemaal leuk en aardig, en af en toe een keertje goed janken mag ook best. Het werd pas vervelend toen die herinneringen mijn gedachten en gesprekken gingen domineren. Als iemand bloed had laten prikken, raasde er al door mijn hoofd dat ik dat ooit ook elke week deed en bloedprikken echt niets voorstelt. Gelukkig kon ik bij zo'n gedachte vaak op tijd op m'n tong bijten, om toch iets minder verhard over te komen. Als iemand bang was voor een narcose, moest ik ook heel erg op mijn woorden passen en opletten dat ik geen pleidooi over ziekenhuizen ging ophangen en hoe ik narcoses had ervaren. Want als je dan misselijk was, kon je dezelfde pillen krijgen die ik na m'n chemo's had, en voor ik het wist zou ik dan weer met mezelf in een gesprek verstrikt zitten over mijn ziekte, de gesprekspartner totaal negerend. Het werd dus steeds vermoeiender, want bijna alles triggerde een herinnering aan mijn ziekte en als ik het dan uitsprak voelde ik me telkens een verbitterder persoon worden. Vooral omdat ik altijd heb geroepen dat niemand zich in hoefde te houden bij mij, want als zij geen pijn of verdriet mochten hebben omdat ik een kutjaar had gehad, mochten anderen niet gelukkig zijn omdat iemand anders het beter had. En toch voelde ik telkens dat ik de neiging had iedereen subtiel te willen overtroeven. Iets waar ik me achteraf alleen maar vervelender door voelde en niets mee won.
Onder het mom van "ik hou niet van zeuren en ik wil me niet aanstellen" probeerde ik dan ook alles te onderdrukken, er vooral niet over te praten. Maar zoals het psychologisch stoommachine model voorspelde, stapelde al die gedachten en woorden en gevoelens op en kwam dan met een grote wolk van frustratie alle stoom er op een gegeven moment uit. Dan bevond ik me weer midden in mijn spraakwaterval en zei ik dingen die ik helemaal niet wilde zeggen. Naar de psycholoog gaan had ook weinig nut op dat moment, want met haar had ik het eigenlijk vooral over mijn jeugd - wat voor nog meer kopzorgen zorgde, want blijkbaar ben ik daar al redelijk verknipt. En dus had ik na mijn uitbarstingen vaak een kater van alles wat ik misschien wel had willen zeggen, maar vooral alles wat ik had gezegd maar liever voor me had gehouden of anders had geformuleerd.
De oplossing hiervoor kwam plots uit een niet verrassende, maar toch onverwachte hoek: mijn sociale leven. Ik ging weer vaker de kroeg in, had het naar m'n zin met m'n vriendinnen en was op een punt waar mijn haar steeds leuker ging zitten en ik dus ook aandacht van mannen kreeg. Hoewel ik nog steeds vaak dingen er uit gooide waar ik toch spijt van kreeg, ging het steeds beter in deze nieuwe, frisse vorm van sociale contacten en omgaan met de wereld om me heen. Een paar maanden geleden dacht ik hem dan ook te hebben gevonden: iemand met wie ik het leuk had gehad en hoopte het vaker leuk te hebben. Helaas was dit gevoel niet wederzijds. Op een onbeschofte manier ben ik afgewezen, achtergelaten vol vragen en opmerkingen - die ik voor me hield als de volwassen dame die ik ben. Het gebeurde vlak voordat ik de reis van mijn leven naar Cuba met m'n vader ging maken. En zo stapte ik het vliegtuig in met een afspeellijst met te veel liedjes die me aan hem deden denken en te veel mensen die op hem leken. Een tijd lang heb ik me zitten opvreten daar in de Cariben - hoewel ik op momenten dat ik dat niet deed met volle teugen genoot van de mensen en de muziek. Totdat ik op een strand lag met een perfect turquoise zee en een stralende zon op m'n bolletje. Ik lag weer te peinzen toen ik ineens bedacht dat ik in een paradijsje, aan de andere kant van de wereld, tijdens de vakantie van mijn leven lag te denken aan iemand die het helemaal niet waard was. Als de hopeloze romanticus die ik ben dacht ik altijd dat zijn ogen zo blauw als de zee waren, maar blijkbaar waren er zeeën veel blauwer en mooier dan zijn ogen. Ik moest niet zo malen, maar bedenken wat we morgen gingen doen, welke stad we gingen zien, hoe we daar zouden komen en ik moest niet vergeten elk moment als een spons op te nemen en te genieten van hoe bevoordeeld ik was dat ik dit kon doen. Op dat moment klikte er iets in mijn hoofd: ik lag weliswaar aan de andere kant van de wereld te piekeren over een jongen, maar ik had het al weken niet meer over mijn ziekte gehad. Ik was weer een normale vrouw die jongensproblemen en gedoe met vriendinnen over-analyseerde. Ik was weer mezelf!
Ook de rest van de vakantie heb ik het met mijn vader niet meer over de afgelopen jaren gehad - iets wat bijzonder is aangezien mijn vader en ik daar heel goed en fijn over kunnen praten en dat ook vaak deden. En nu, een jaar nadat mijn leven weer normaal moest worden, heb ik het weer met mijn vriendinnen over hoe zwaar we het hebben met de studie, en die muts die zus of zo heeft gedaan, en die kerel die maar niets van zich laat horen. Ik ben weer een Janneke Modaal, met normale meidenproblemen, die steeds wat zoeter wordt en de verbitterdheid langzaam loslaat. Eindelijk weer baas over mijn gedachten, de prinses in mijn vriendinnen groep en queen of my castle.
4 reacties
Dankjewel Nikki, voor je eerlijke verhaal. De innerlijke strijd die je lang hebt moeten voeren. De tweestrijd over het wel of niet delen van je verleden met mensen die je spreekt. Het bang zijn voor een spraakwaterval. Als ik mensen tegen kom tijdens het hond uitlaten, dan weet ik van mezelf niet of ik nu wel of niet wil dat ze aan me vragen hoe het gaat. Ook ik verzand vaak in een spraakwaterval, waarvan ik direct spijt heb als ik verder gelopen ben. Dat had wel iets korter gekund, denk ik dan.
Goed te lezen dat je verhaal positief eindigt en dat je voor je eigen gevoel weer meer bezig houdt met normale meidendingen ipv het ziekenhuisgebeuren.