3. zou ik nu wel over haar naderende dood kunnen praten?
Mijn zeer dierbare ex collega en vriendin, Agda, was 31 toen ze voor het eerst een knobbeltje in haar borst voelde. Direct na die ontdekking belde ze me en ik weet nog dat ik behoorlijk schrok van die ontdekking. Ik drong er op aan dat ze zo snel mogelijk naar de dokter zou gaan. Twee dagen later belde ze weer met de mededeling dat de dokter ervan overtuigd was dat het een ontstoken melkkliertje was. Ruim twee maanden later was het knobbeltje een knobbel geworden en vond de huisarts het nodig om foto's te laten maken. Tot ieders verbazing liet de foto niets zien en werd besloten het nog even aan te zien. Ondertussen groeide de knobbel stevig door en werd zo groot dat de dokter haar met spoed naar het ziekenhuis stuurde. Om een lang verhaal kort te houden; ruim acht maanden na de eerste ontdekking van het knobbeltje, is haar borst geamputeerd.
In die tijd dat dit speelde, betekende de diagnose kanker hetzelfde als doodvonnis en ik weet nog dat ik een dag later totaal overdonderd aan haar bed zat. Absoluut niet wetende wat ik moest zeggen, hoe ik moest reageren en ik kon alleen maar huilen, huilen samen met haar. Op de terugweg naar huis toen de ernst van de situatie pas echt tot me doordrong, voelde ik me met de minuut bozer worden. Het was niet eerlijk! Waarom zij? Ik wilde en kon absoluut niet accepteren dat ze dood zou gaan.
Vreemd genoeg, in mijn ogen dan, heb ik Agda na die keer dat we samen huilden, niet meer zien huilen. Ze had zich, naar eigen zeggen, herpakt en onderging vervolgens zonder klagen alle verdere onderzoeken, bestralingen en chemo's. Terwijl ik daarentegen, in die periode bijna voortdurend in opstand was en liep te stampvoeten van woede over zoveel onrecht, maande zij me steeds tot kalmte. Zelfs het feit dat haar man haar in de steek liet voor een 'gezonde' vrouw en heel veel mensen haar uit de weg gingen omdat ze zich geen raad wisten met de situatie, kon haar niet bewegen om tegen haar lot in opstand te komen. 'Dat hoefde ook niet zei ze dan lachend als ik haar daar naar vroeg, want dat doe jij al plaatsvervangend voor me'.
Met heel veel respect en bewondering denk ik terug aan de wijze waarop ze met die slopende ziekte omging. Daarmee maakte ze het allemaal zoveel gemakkelijker voor de mensen om haar heen. Ik heb mezelf heel vaak afgevraagd of ze zich zo sterk hield omdat ze voelde dat wij, dat ik dat niet was. Er was bij mij altijd die knagende gedachte dat ik als gevolg van mijn onvermogen om sterker met die situatie om te kunnen gaan, haar niet de gelegenheid heb geboden om zwak te kunnen zijn. Toen de kanker was uitgezaaid naar haar lever en haar dagen letterlijk geteld waren, was zij het die me liefdevol probeerde voor te bereiden op haar dood. Tot het laatste moment heb ik die naderende dood ontkend en ik weet dat ik haar daarmee ongewild pijn heb gedaan. Net voor ze stierf vertelde ze me dat ze het heel jammer vond dat ze met mij niet over de dood kon praten, ze was niet boos, ze snapte het wel, ik was immers nog maar 23...
Nu ruim 30 jaar later verwijt ik mezelf nog steeds dat ik haar op dat gebied in de steek heb gelaten. Ik heb daar geen excuus voor, maar ik kan het ook niet meer veranderen en ja, ik snap dus als geen ander als mensen ongemakkelijk wegkijken of ongewild iets meer afstand van me nemen als ik vertel dat ik kanker heb.....
* Dit blogbericht is geheel of gedeeltelijk terug te lezen in mijn boek; Ontwortelen.
4 reacties
Ach lieve Rita, verwijt jezelf niets. Je was zo jong en wat een lieve wijze vriendin had je. Prachtig.
Koester die herinnering meis.
Veel liefs van Juffie