Omgaan met verlies
Een vriendin van mij werkt in het laboratorium van het ziekenhuis waar ik geopereerd werd. Op de dag van mijn operatie heeft zij mijn geamputeerde borst op een schaaltje het lab binnen zien komen, het was de enige borst van die dag. Uit nieuwsgierigheid vraag ik mijn vriendin, die aan mijn ziekenhuisbed zit, wat ze met mijn borst gedaan hebben. Die blijkt ik plakjes te zijn gesneden, onderzocht en gearchiveerd. Althans het door de tumor aangetaste deel. De rest, ofwel “het afval”, hebben ze verbrand. Liggend in het ziekenhuisbed zie ik een beeld voor me van een grote crematieoven waar mijn borst en de lichaamsdelen van andere patiënten in verdwijnen. Een treurig schouwspel. In mijn verbeelding ben ik te gast op de crematie van een deel van mij. Het voelt gek om me te realiseren dat een fysiek deel van mij die ochtend letterlijk is overleden. Een deel van mij is dood, terwijl ik nog leef.
Het is net alsof ik op de uitvaart van een deel van mezelf ben
Terwijl met mijn borst ook de vanzelfsprekendheid van een goed functionerend lichaam de oven in verdwijnt sta ik er beteuterd bij. Ik voel me als een kind dat net zijn knuffel van de brug in de rivier heeft laten vallen. Een gevoel van ongeloof, even niet volledig snappen wat er zojuist gebeurd is. Dan de realisatie van het verlies gevolgd door intens verdriet. En wat doe je dan, als klein kind? Je laat je tranen stromen en je zet het op een huilen. Je laat het verdriet eruit! Maar ja, dan komt de twijfel, wil ik dat wel in een ziekenhuisbed met mijn vriendin naast me? Het is een vraag die niet bewust door mijn hoofd gaat, maar die er onbewust voor zorgt dat ik dit gevoel van verdriet wegdruk. Snel verleg ik mijn aandacht naar haar. We praten over wat ze nog meer tegenkomt in het lab en hoe een werkdag daar eruit ziet. Fijn, dat leidt af en het verdriet verdwijnt snel uit beeld. We kletsen verder over haar werk, over de dingen die zij meemaakt in haar leven, over van alles. Het is een fijne afleiding.
Nadat mijn vriendin vertrokken is en ik alleen achterblijf in de ziekenhuiskamer voel ik een bepaald soort onbehagen. Niet heel bewust, meer ergens in de verte, een onprettig gevoel op de achtergrond. Ik pak een tijdschrift van mijn nachtkastje. Dit blijkt een behoorlijke uitdaging met een linkerarm en -borstspier die pijn doen bij iedere beweging. Het kost me even, maar uiteindelijk zit ik een soort van comfortabel met mijn tijdschrift opengeslagen tegen mijn opgetrokken benen. Ik lees, maar wat ik lees komt nauwelijks binnen. De sluimerende emotie op de achtergrond dringt zich steeds meer naar voren. Ik probeer verder te lezen, maar het gevoel van verdriet dringt zich steeds meer en meer aan me op. Een zwarte leegte in mijn borst, verkrampende kaken. Het beeld van mezelf voor de crematieoven blijft voor mijn ogen opdoemen, afscheid nemend van alles wat ik door deze ziekte verlies. Ik realiseer me dat het geen zin heeft om mezelf af te leiden met een tijdschrift. Waar verlies is, daar is rouw. Als ik mijn rouwtaken niet serieus neem, dan zullen de emoties me blijven achtervolgen totdat ik dat wel doe.
Ik wil er eigenlijk niet naar kijken
Ik leg mijn tijdschrift opzij en sluit mijn ogen. Ik breng de aandacht naar de fysieke gevoelens die bij het verdriet horen. Eerst de zwarte leegte in mijn borst. Het voelt onprettig. Ik wil er eigenlijk niet naar kijken. Aandacht geven aan dit verdriet voelt als het strooien van zout in een wond. Ondanks dat het moeilijk is, kies ik ervoor om bij dit verdriet te blijven. Om het de aandacht te geven waar het om vraagt. Het zwarte gevoel wordt groter. Het verdriet wordt heviger. Ik voel het omhoog komen naar mijn keel, het stijgt op naar mijn hoofd. Ik laat het toe.
Wanneer het verdriet mijn ogen bereikt laat ik de tranen stromen. Ik huil om dit verlies. Ik huil om de amputatie en crematie van mijn borst. Ik huil om het verlies van een gezond lichaam. Ik huil om het verlies van een toekomstbeeld dat ik voor mezelf had. En ik vraag mezelf af, waar heb ik behoefte aan? Het antwoord dat bij me opkomt is troost en liefde. Ik omhels mezelf (met mijn goede arm) en laat mijn hoofd op mijn schouder hangen. Zo huil ik uit bij mezelf.
Terwijl het verdriet mijn lichaam verlaat ervaar ik ook een woede opkomen. De boosheid die hoort bij de gedachte ‘Waarom ik?’. Ook deze emotie zoek ik op in mijn lichaam en ik volg zijn beweging. De woede wil eruit door krachtige bewegingen. Ik voel de impuls om te slaan. Ik geef eraan toe door met mijn rechterhand op het bed te slaan, maar dat doet zeer aan mijn operatiewond. Gatver, het maakt me alleen nog maar bozer. Grrr... hoe krijg ik die woede er dan uit? Ik span de spieren in mijn handen en benen aan. Klem mijn kaken stijf op elkaar. Net zo lang tot ik niet meer kan. Dan laat ik los en met de ontspanning die terugkeert in mijn spieren lijkt ook de woede te verdwijnen. Fijn! Ik herhaal dit nog een keer, om te zorgen dat er niet nog wat woede achterblijft in mijn systeem.
Vrij van emoties geniet ik van de rust
Nu ik het verdriet en de woede uit mijn lichaam heb kunnen laten voel ik rust en vermoeidheid. Het is pittig, emoties verwerken, maar het voelt ook bevrijdend. Het drukkende gevoel dat het onmogelijk maakte om mijn tijdschrift met aandacht te lezen is weg. Zonder na te denken wil ik al bijna het tijdschrift er weer bij pakken, maar net op tijd stel ik mezelf de vraag: ‘Is dat echt waar ik nu behoefte aan heb, lezen? Nee. Ik ben moe. Ik wil alleen maar mijn hoofd neerleggen en verder niks. Ik geef eraan toe, want ik heb het verdiend, vind ik zelf.
Zo’n 20 minuten later word ik weer wakker. De lieve dames van de catering rijden het avondeten binnen. Vrij van de emoties die eerder op mij drukten kan ik nu genieten van het eten en van de rust die ik voel. En ik heb zelfs energie om na het eten nog even mijn fysio-oefeningen te doen.