L'accueil (het ontvangst)

Het kankerziekenhuis is onderdeel van een groot lelijk complex in een zee van geparkeerde autos. Nassim zegt dat ik hem moet bellen als ik klaar ben. Hij kan hier moeilijk parkeren. 

Ik stap uit de taxi en sleep mijn tassen met alles wat ik dacht nodig te hebben voor mijn eerste chemobehandeling, een grote trap op. Boven probeer ik me automatisch te registreren met mijn pasje, maar de computer zegt: nee. Na wat zoeken en vragen, want ik heb geen flauw idee waar ik eigenlijk moet zijn, meld ik me bij het hôpital du jour (de dagbehandeling). Daar verwacht ik een begripvol welkom, maar de receptioniste kijkt me niet eens aan. Kwakt mijn etiketten op de balie en zucht als ik om een transportbon vraag. Ze zegt dat ik plaats moet nemen in de wachtkamer. Daar hangt een bedrukte sfeer.

Ik neem een slok koffie uit mijn thermoskan en realiseer me dat ik mijn telefoon niet meer heb. Ik keer al mijn tassen binnenstebuiten, doe heel erg mijn best om niet hardop te schelden. Iedereen zit naar me te kijken. Ik haat mijn leven, ik haat mezelf. Ik heb mijn telefoon dus ergens laten liggen. Alsjeblieft niet in de taxi!. Ik schuif al mijn spullen terug in mijn tasjes en ga mijn telefoon zoeken. Ook al is het bijna tijd voor mijn afspraak met de oncoloog. De vrouw aan de centrale balie zegt dat ze niet verantwoordelijk is voor mijn telefoon en bij de inschrijfloketten zeggen ze dat ik een nummertje moet trekken. Dan zie ik gelukkig een beveiliger met mijn telefoon in zijn handen. Terug met alle tasjes naar het hôpital du jour. Ik informeer bij de receptioniste of ik al geroepen ben. Ze antwoordt dat ik gewoon geduld moet hebben, ja. Het begint al goed. 

5 reacties