#nofilter

Na er een half jaar niet gebuurd te hebben, is het morgen weer mijn dag om te schijnen in het AMC. Een dag waar ik in de regel niet veel voor voel. Het is immers altijd hetzelfde liedje: spuit in m'n arm, taart in m'n mik en vragen in m'n hoofd voor wanneer ik het kantoor van mijn lieve dokter inloop. Het is overigens vandaag precies een jaar, een maand en twee dagen geleden dat ik te horen kreeg dat ik geen maandelijkse feestjes meer zou hoeven meemaken. Geen morning-afterpillen hoef te halen. Ik heb die dag al mijn tampons weggegooid. De prullenbak in, naast mijn stille hoop op een gezonde eierstok en een gezonde mini-me. Vooruit, ik word wat dramatisch, maar soms overvalt het gevoel van toen me ineens weer. Hoe ik het belletje kreeg waar ik al zo lang op had zitten wachten. Niet alleen die dag, waarop we hadden afgesproken dat ik een uitslag te horen kreeg. Nee, al anderhalf jaar lang wist ik dat dit eraan zat te komen.
Ondanks dat deze dag me altijd bij zal blijven, is het gek hoe je dingen kunt vergeten. Hoe ik soms spontaan vergeet dat ik ziek ben geweest. En hoe ik dan - zo heel af en toe - zonder waarschuwing ineens weer dat ravijn ingetrokken word. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik niet weet of dit echt een kwestie van vergeten is, of misschien van verdringen. Eerlijkheid gebiedt mij ook te zeggen dat ik niet vaak geboden word eerlijk te zijn. Naar mezelf, naar anderen. Weglachen, wegdrinken of weglopen is immers makkelijker dan herinneren, herbeleven en herhalen. Dus laat ik een keer écht eerlijk zijn. Laat ik eens mezelf, mijn emoties en mijn angsten onder ogen komen laat ik eens stoppen met liegen.
Wat ik zelden tegen mensen zeg maar dikwijls voel, is dat het leven met kanker eigenlijk makkelijker was. Zeker in deze blogs heb ik dit nog nooit eerder durven benoemen, want het klinkt onlogisch, onbegrijpelijk en bovenal ondankbaar. Begrijp me niet verkeerd, ik hoef nou niet per se die ziekte nog een keer voor m'n kiezen te krijgen, hoor. Nee bedankt, ik heb mijn portie hoop ik wel gehad. Maar wat ik nu aan het doen ben lijkt ook allemaal zo onlogisch, zo nergens op te slaan. Ergens lijkt het me een vorm van luiheid: ik was ziek en de enige verplichtingen die ik had waren op bepaalde tijdstippen in het ziekenhuis aanwezig zijn. Medicijnen slikken was in principe geen verplichting - dan crepeerde ik toch lekker van de pijn of misselijkheid?! - maar wel een dagelijks ritueel. Maar behalve het op komen draven voor mijn afspraken, chemo's, scans, bloedonderzoeken, puncties en andere festiviteiten, werd er niets van mij verwacht. Er werd niet verwacht dat ik me als een sociale vlinder gedroeg, er werd niet verwacht dat ik überhaupt at of douchte en er werd niet verwacht dat ik ging werken, studeren of andere dingen zou ondernemen - ik was ziek en de enige prioriteit was het zo comfortabel mogelijk erdoorheen komen. Natuurlijk zijn er mensen teleurgesteld doordat ik niet hun verwachtingen heb waargemaakt. Ik kon mijn telefoon vaak niet luchten of zien door ál die berichten - jawel, we hebben hier te maken met een heus eerste wereld-probleem - en dus heb ik vaak mensen op afstand gehouden. De meesten begrepen dat, maar hier en daar werden mijn ouders, vriendinnen of ikzelf erop aangesproken. Vooruit, als ik het zo opsom besef ik dat het niets verwachten vrij subjectief was, maar desalniettemin was het een redelijk rustige tijd. Want als ik niet aan je verwachtingen voldeed, was dat dikke vette pech. Ik had wel wat beters te doen, zoals mijn pruik in de krul zetten, wenkbrauwen op mijn gezicht tekenen of Pokémon uitspelen. Nu ben ik geen type dat een hekel heeft aan leren, werken of in het algemeen de handen uit de mouwen steken. Maar wat was het heerlijk om niet aan morgen te denken. Me even geen zorgen te maken wat vriendin a tegen vriendin b had gezegd, of wat een of andere knul van mijn dansmoves of shotjes-beleid vond. Ik hoefde geen artikelen voor dinsdag te lezen en geen afspraken af te zeggen om een extra dienst op donderdag te draaien. Het maakte niet uit welke kant mijn haar op viel, - bovenal natuurlijk omdat ik dat niet meer had - dat ik geen bh aanhad, of dat mijn shirt totaal niet modebewust was. Ik leefde eigenlijk vrij zorgeloos en vooral in het moment. Want als je zo ziek bent kun je niet meer alles doen. Vaak was zelfs een film kijken of een boek lezen al een onmogelijke wens en kon ik alleen maar naar het plafond of de binnenkant van mijn oogleden staren. Dus wanneer er wel een mogelijkheid was iets te ondernemen genoot ik alsof het het mooiste, gaafste en meest fantastische was wat ik ooit gedaan had. Het werd een feest om alle alcoholvrije dranken van de kaart te bestellen. Op de fiets stappen en op bestemming aankomen was als het winnen van het WK. Elke film die ik met vriendinnen in de bioscoop ging kijken had wat mij betreft een Oscar moeten winnen, zo mooi was het allemaal. En nu ben ik bang dat ik dat allemaal kwijt ben. Het is waarschijnlijk een irreële angst, want ik geniet nog steeds met volle teugen van dingen. Soms kan ik nog steeds doen alsof morgen niet bestaat. En ik kan nog steeds mijn telefoon af en toe wegleggen en even niet aan verwachtingen voldoen. Maar helaas zit er een stemmetje in mij. Diep van binnen kan ik niet loslaten dat ik me op een bepaalde manier moet gedragen en presenteren, aan bepaalde verwachtingen en wensen van de hele wereld moet voldoen en ik absoluut aan mijn toekomst moet blijven denken en werken. En zo gaat het stemmetje dagelijks tekeer- ze heet Gerda - en vind ik het leven na kanker vaak moeilijker dan het leven mét kanker.
Bij dat leven na kanker horen dus ook de - inmiddels halfjaarlijkse - controles. En zo laat ik me morgen weer prikken op bloedwaarden, spannende trial-stofjes en hormonen. Waar ik vaak "vergeet" dat ik ziek ben geweest, of op z'n minst vergeet hoe zwaar het toentertijd was, voel ik me hier vandaag anders bij. Ik denk echt dat ik eerlijk ben wanneer ik zeg dat ik me geen zorgen maak over de controle. Dat doe ik nooit en dat zal ook zo blijven totdat ik voel dat er iets niet klopt. Maar sinds ik afgelopen mei het goede nieuws kreeg dat ik eens per half jaar mag komen in plaats van de eerst zo gebruikelijke drie maanden, lijkt de ziekte steeds verder van me af te komen te staan. Dat wil zeggen: ik ben inmiddels al een half jaar niet meer in het AMC geweest. En omdat mijn leven nu nog maar eens per zes maanden draait om de trein pakken naar Amsterdam, een beetje rondhangen in het ziekenhuis en lekker ouwehoeren met de dokter en verpleging, lijk ik steeds minder vaak weer even met beide benen op de grond getrokken te worden. Want een half jaar is best lang en de routine van naar het ziekenhuis gaan is nagenoeg verdwenen. En daarom voelt het ziekenhuisbezoek van morgen een beetje als een eerste date. Je kent elkaar wel al een beetje, maar je bent even kwijt hoe je je bij elkaar moet gedragen en wat je allemaal wil zeggen en weten. Daarenboven blijft die nare ex van je aan alle kanten trekken en jennen, waardoor je nooit helemaal het idee hebt verder te kunnen.
Maar veruit het vervelendste van morgen - en dit is iets wat ik tot op de dag van vandaag slechts twee keer uitgesproken heb - is dat ik weer te horen ga krijgen dat ik nog steeds in de overgang zit. De medicijnen werken prima hoor, daar niet van. De opvliegers zijn onder controle, mijn bed is 's ochtends niet meer doorweekt en ook mijn stemmingswisselingen zijn stukje bij beetje minder aanwezig. Echter, waar ik nu al twee jaar lang heel hard roep te gaan adopteren, maar vooral nog harder roep dat ik niet mag hopen dat mijn verwelkte eierstok aan de rechterkant van mijn lichaam ineens weer besluit te bloeien, niet mag hopen dat die eierstok in Leiden te zijner tijd aanslaat, dat ik niet op een wonder moet rekenen, gebiedt eerlijkheid mij nu toch eens aan mijzelf en anderen toe te geven dat ik de hoop niet heb opgegeven. En dat vind ik doodeng. Want hopen dat één van de twee eierstokken besluit dat het mij gegund is een eigen kindje te krijgen lijkt zo onmogelijk, dat ik het liever niet doe. Maar dat is het vervelende aan hoop: je hebt het niet in de hand. Uit zelfbescherming willen we niet te veel hopen, zeker niet in hopeloze situaties. Zo komt de klap minder hard aan, denken we. Maar als we even eerlijk zijn - écht eerlijk zijn - is hoop onoverkomelijk. En misschien is dat maar goed ook.

3 reacties

Ik bewonder je eerlijkheid en je mooie column. Als je niet weet wat je moet worden, dan kun je zeker columns gaan schrijven voor bladen. Maar ik meen me te herinneren dat je al een opleiding deed voor journalistiek o.i.d.

Heel herkenbaar ook, van een leven als patiënt terug de tredmolen in van het dagelijkse bestaan. Van niets te hoeven, naar weer van alles moeten.

Laatst bewerkt: 22/11/2017 - 10:44