98
Mijn schoonmoeder is 98 jaar geworden. Fysiek mankeert ze
van alles, zo kan ze niet meer lopen, is bijna blind en hoort heel slecht om
maar een paar ongemakken te noemen. Het is dan ook een leeftijd die ik verre
van ambieer. Haar geheugen vertoont grote gaten, het vreemde is dat dat iedere
keer weer andere gaten zijn. De ene keer weet ze zich van bepaalde
gebeurtenissen niets te herinneren terwijl ze een week later van diezelfde
gebeurtenissen alles weet. Hoe vreemd werkt het geheugen. Als Lief en ik bij
haar langsgaan is het altijd weer afwachten welke geheugenkastjes openstaan en
welke hermetisch zijn afgesloten.
Ter ere van haar verjaardag hadden we gebak meegenomen.
Omdat ze vreselijk de beef heeft en het daardoor lastig voor haar is om een
vorkje naar haar mond te brengen, stond ik haar te voeren als een baby. Mond
open, daar komt weer een hapje. Ze kon er zelf gelukkig om lachten en zoetekauw
die ze is, heeft ze veel over voor een lekker gebakje.
Tijdens ons bezoek worden altijd dezelfde vragen gesteld, niet eenmaal maar
meerdere keren. We antwoorden iedere keer alsof we de vraag voor de eerste keer
horen. Wat ik zoals doe de hele dag, wil ze weten. Ze weet dat ik ziek ben en
begrijpt de ernst ervan. Verder zingen we gedrieën ‘Ik zag twee beren’ en ‘In
Den Haag daar woont een graaf’ omdat deze liedjes aldoor door haar hoofd spoken.
En als we de smaak te pakken hebben, zingen we het hele ons bekende
kinderliedjes repertoire.
Ze kan ontzettend klagen. Hoe moeilijk en erg het is om zo oud te zijn, hoe
vreselijk de nachten zijn, dat haar ouders zo jong zijn gestorven (64 en 68
jaar oud), enz. Op een gegeven moment was ik er helemaal klaar mee, het lukte
mij niet langer geduld en begrip op te brengen. Ik heb toen zelf een klaagzang gehouden.
Hoe erg het is om kanker te hebben, hoe vreselijk de nachten zijn als ik lig te
tobben en niet kan slapen en dat ik het fantastisch zou vinden om de leeftijd
van haar ouders te halen maar dat dat zeer twijfelachtig is. Mijn litanie
luchtte mij niet op, integendeel ik schaamde mij ervoor, kon ik wel tegen zo’n
hoogbejaarde bij wie de gedachten alle kanten opdwarrelen.
Toen we de keer daarop het verzorgingshuis binnenliepen werden we door een
verzorgster aangesproken, hoe het toch met mij ging want mijn schoonmoeder had verteld
dat ik zo hard achteruit ging en ze maakte zich erg ongerust om mij. Oei, dat
was natuurlijk ook niet de bedoeling. Gezien haar moeizame denkvermogen had ik
kunnen weten dat mijn klaagzang uitvergroot zou worden. Uit zelfbehoud, haar
geweeklaag kon ik echt niet meer aanhoren, heb ik toen besloten minder vaak bij
haar langs te gaan en dat is een prima oplossing. Nu vindt ze het extra leuk
als ik langskom en soms, heel soms, komt de vraag ‘Wie ben jij?’ Tja, dat
geheugen hè.
3 reacties
Liefs, Ingrid