Zo moe

‘Vergeet niet, je wordt ook een dagje ouder’, deze reactie heb ik inmiddels ontelbare keren te horen gekregen als ik vertel dat ik soms zo vreselijk moe ben. Ik knik instemmend, het is goed bedoeld maar ondertussen denk ik er het mijne van. Als iedere 55 plusser zich zo moe zou voelen als ik, dan zou de pensioenleeftijd verlaagd worden in plaats van verhoogd en zou geen werkgever meer iemand uit deze groep in dienst willen nemen wegens sterk teruglopende productiviteit.
Ik zit weer eens gevangen in een periode van zware vermoeidheid. Er zitten dagen bij dat ik het liefst weer naar bed ga nadat ik opgestaan ben. Ik doe het niet, wil er niet aan toegeven, nog niet. Vermoeidheid, het is een vaak gehoorde klacht, veel kankerpatiënten worstelen er mee. Ik realiseer mij dat mijn huidige vermoeidheid in geen verhouding staat tot de vermoeidheid van mensen die verder in het ziekteproces zitten. Hoe vreselijk moe moet je dan zijn? Hoe kan je je daar tegen wapenen? Het zijn vragen die ik wegschuif, waar ik nog niet aan wil denken.
Ik sleep mij door de dag heen, lusteloos, niet vooruit te branden en ik merk dat naarmate deze periode langer duurt somberheid naar binnen sluipt. Als ik op een dag loop te foeteren op de potplanten in de tuin: waarom hebben ze toch zo veel zorg nodig, kunnen ze zelf niet voor voldoende water zorgen en zich de slakken van het lijf houden, schrik ik van mezelf. Tutten met planten, ik heb het altijd heerlijk gevonden, wat is er met mij aan de hand dat dit teveel wordt? De gedachte dringt tot mij door dat mijn somberheid tegen depressiviteit aanschurkt. Dit wil ik niet, ik moet proberen mijzelf uit de somberheid te hijsen. Er bestaat volgens mij niets ergers dan werkelijk depressief zijn. Ooit ben ik een aantal dagen zwaar depressief geweest. Dit gebeurde na de tweede chemokuur. De chemo deed van alles met mijn lijf maar ook met mijn gedachten. Ik was niet meer bereikbaar voor de mensen om mij heen, had mij volledig in mijzelf teruggetrokken. Wilde niet verder met leven, vond het allemaal niet meer de moeite waard. Ik liet alle dingen die belangrijk voor mij waren de revue passeren: Lief, vakantie in Zuid-Frankrijk, lekker eten, bloemen, mijn ouders, niets kon mij bekoren. Bij alles dacht ik: nee, het hoeft niet meer. Lief maakte zich grote zorgen om mij en terecht, ook hem lukte het niet tot mij door te dringen. Na een paar dagen begon ik langzaam maar zeker weer op te krabbelen. Ik hoor nog de grote opluchting in de stem van Lief toen het hem eindelijk lukte weer contact met mij te krijgen.
Nee, zo diep wil ik nooit meer zinken, ik moet mijzelf bij de kladden grijpen, afleiding zoeken, rust nemen. Vrijdagavond ga ik naar een optreden van de dorpsharmonie. Het is buiten aan het water. Vriendin MV speelt mee. Terwijl ik luister naar de muziek dwalen mijn ogen af. Ik zie het water, de bomen aan de overkant, bootjes die voorbij varen, mensen die blijven staan luisteren, ganzen in de lucht. Mijn gedachten komen tot rust, de alles overheersende vermoeidheid is voor even buiten beeld, met licht gemoed fiets ik naar huis.

1 reactie