Je hebt kanker en een peuter of kleuter (2-5 jaar). Wat kun je doen?
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonPeuters en kleuters. Ze begrijpen nog weinig over kanker, maar voelen wel dat hun ouders zorgen hebben of bang zijn. En ze reageren daar ook op. Hoe praat je met je kind over je ziekte? En hoe zorg je dat het leven van je kind zo goed mogelijk doorgaat?
Lees op deze pagina over:
- Peuters
- Kleuters
- Hoe reageert een peuter of kleuter op de ziekte van een ouder?
- Wat kun je doen om je peuter of kleuter te begeleiden?
Peuters
Een peuter kan al meer verbanden leggen dan een baby, maar kan nog niet begrijpen wat kanker inhoudt.
Peuters willen graag alles zelf doen (‘ikke zelf doen’) en kunnen heel boos worden als ze hun zin niet krijgen. Dan gaan ze bijvoorbeeld schoppen, slaan, bijten, knijpen en gillen. Peuters die gespannen of gefrustreerd zijn, kunnen terugvallen in gedrag van vroeger. Soms willen ze bijvoorbeeld weer even baby’s zijn. Kinderen in deze leeftijd zien zichzelf als middelpunt van de wereld.
Kleuters
Een kleuter kan al meer begrijpen over ziekte waardoor je heel simpel kunt uitleggen wat kanker is. Ze kunnen er ook vragen over hebben.
Kleuters zijn vaak wat minder koppig dan peuters en kunnen meer begrijpen dan peuters. Ze hebben ook al wat meer inlevingsvermogen en kunnen daardoor gevoeliger zijn voor de gevoelens van de ouders. Ze zien zichzelf nog wel als het middelpunt van de wereld en hun beeld is gekleurd door magische fantasieën. Ook kleuters kunnen bij stress of frustratie terugvallen in gedrag dat ze lieten zien toen ze jonger waren.
Hoe reageert een peuter of kleuter op de ziekte van een ouder?
Bij ziekte van een ouder wordt de structuur van de dag vaak anders. Er is vaak minder tijd om met je kind te spelen. Ook is er soms een andere verzorger en er komen er mogelijk veel mensen over de vloer (bekenden en onbekenden). Een peuter of kleuter zal deze veranderingen opmerken. Jonge kinderen pikken ook veel op uit gesprekken, ook al begrijpen ze de woorden nog niet. Ze kunnen merken dat er zorgen of angsten zijn.
Een peuter of kleuter kan zich nog niet aanpassen aan dit soort veranderingen. Hij of zij kan er (heftig) op reageren of terugvallen in gedrag van vroeger. Bijvoorbeeld: meer huilen, vaker boos zijn of driftbuien hebben, moeite hebben met (in- of door) slapen of weigeren te eten. Dit is meestal tijdelijk. Kort na de diagnose en bij grote veranderingen, komt dit soort gedrag het meest voor.
Peuters en kleuters uiten hun gevoelens in hun gedrag, spel en tekeningen en niet zozeer in een gesprek. Kinderen verwerken vaak in stukjes. Ze kunnen vaak niet lang verdriet of pijn voelen. Daardoor kunnen ze het ene moment verdrietig zijn en het andere moment vrolijk zijn als ze spelen of sporten.
Peuters en kleuters zien de ziekte als iets tijdelijks. Ze begrijpen nog niet dat de dood voor altijd is en iedereen ooit doodgaat. Ze zien ziekte vaak als een kapot lichaam dat weer gemaakt kan worden. Ook kunnen ze magisch denken. Hierdoor kunnen ze geloven dat hun wensen uitkomen. Ook kunnen ze denken dat hun gedrag de oorzaak kan zijn van de ziekte van iemand anders.
Wat kun je doen om je peuter of kleuter te begeleiden?
Structuur en regelmaat bieden
- Bied je kind de structuur die je kind gewend is
- Probeer consequent te blijven. Lukt dit niet, wees dan niet te streng voor jezelf. Het gezinsleven is veranderd door de ziekte en dat vraagt ook aanpassingen.
- Geef grenzen aan. Dit geeft je kind veiligheid en duidelijkheid.
- Laat je kind zo veel mogelijk spelen en de dingen doen waar het plezier uit haalt.
- Geef je kind regelmatig je volledige aandacht door samen een spel te doen. 15 minuten per dag met aandacht bij je kind zijn, kan al voldoende zijn.
- Beperk de hoeveelheid bezoek als je ziek bent. Kinderen kunnen er ontregeld door raken.
Communicatie en je kind betrekken bij het ziekteproces
- Wees eerlijk en open over je ziekte. Houd daarbij rekening met de ontwikkelingsfase (leeftijd) van je kind.
- Probeer in eenvoudige taal uit te leggen dat je ziek bent, dat die ziekte kanker heet en dat de dokter je beter wil maken.
- Voorlezen uit prentenboeken over ziekte (bijvoorbeeld ‘Nijntje is ziek’) of over de medische behandeling (bijvoorbeeld ‘Chemokasper’) kan helpen om uit te leggen wat er aan de hand is. Het maakt de fantasieën van je kind minder bedreigend. Ook zal je kind dan beter begrijpen dat het niet zijn schuld is dat je ziek bent. Bekijk de boekenlijst (op de website Kankerspoken).
- Je kunt aan je kind vragen wat zij of hij denkt wat kanker is. En vragen een tekening ervan te laten maken.
- Leg uit wat er gaat veranderen. Probeer concreet te zijn. Bijvoorbeeld: ik lig misschien veel op de bank. Of: na de operatie heb ik pijn in mijn buik en kan ik jou niet optillen of dragen.
- Probeer ook met behulp van speelgoed en tekeningen uit te leggen dat je ziek bent. En dat je niet meer alles kan doen zoals vroeger.
- Leg aan je kind uit dat het niemands schuld is dat je ziek bent, en zeker niet zijn of haar schuld.
- Vertel het kind dat de ziekte niet besmettelijk is en dat hij of zij jou of jouw partner gerust kan knuffelen.
- Kinderen in deze leeftijd hebben vaak moeite met het veranderde uiterlijk van de zieke ouder. Bespreek dit of geef er woorden aan, bijvoorbeeld: “Mama is nu kaal, maar we gaan een leuke muts kopen en jij mag voelen wanneer er weer donshaartjes komen.” Vertel dat je nog steeds dezelfde bent.
- Geef je kind een zaklamp of nachtlamp naast zijn of haar bedje voor ’s nachts. Zo’n lampje kan wat rust geven. Een andere manier om je kind gerust te stellen is ervoor te zorgen dat hij vanuit zijn bed naar iets leuks kan kijken.
- Neem je kind mee naar het ziekenhuis zodat hij kan zien waar je naar toe gaat. Wil je kind niet mee, dwing dit dan niet af.
- Eventueel kun je een dokterskoffertje of een lego- of Playmobilziekenhuis kopen en met je kind ‘doktertje’ of ‘ziekenhuisje’ spelen.
Omgaan met emoties
- Ben je verdrietig of boos in het bijzijn van je kind, leg dan in kindertaal uit wat er aan de hand is. (Bijvoorbeeld: ‘Ik ben verdrietig omdat mijn haar uitvalt’). Probeer dit op een kalme manier te doen.
- Huilt je kind veel of is het snel van slag, bied hem of haar dan troost en nabijheid.
- Is je kind zelf ziek of stoot het zich, dan kan het heftiger reageren dan normaal. Je kind kan bijvoorbeeld zeggen dat hij of zij direct naar het ziekenhuis moet. Stel je kind gerust dat het goed komt. En dat hij niet ook zo ziek wordt als jij bent.
- Een kind kan door spel verwerken wat er gebeurt in zijn of haar leven. Laat je kind tekenen of geef je kind ruimte in het spel om uit te spelen wat er in het gezin gebeurt.
- Geef je kind de mogelijkheid om zelf dingen te doen. Stimuleer het bijvoorbeeld om een tekening te maken voor de zieke ouder.
Podcast re-integreren en ouderschap
In deze podcast vertelt Irene (41) over haar ervaringen rond de diagnose borstkanker, de behandelingen en hoe ze daarna snel weer aan het werk ging. Te snel. Ze heeft toen hulp gezocht bij het re-integreren. Deze ervaringen gebruikt ze nu in haar werk als coach en consultant. Ook vertelt ze welke impact de diagnose op haar destijds 4-jarige zoon had en hoe ze daarmee omging. “Kanker heeft veel overhoop gegooid, maar heeft ook duidelijk gemaakt wat belangrijk is in het leven.”