Operatie bij alvleesklierkanker
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonAls je geen uitzaaiingen hebt, kan de arts je opereren en de tumor verwijderen. Er zijn verschillende operaties mogelijk. Je arts bespreekt met je welke operatie je kunt krijgen.
Bij een operatie verwijdert de arts het deel van de alvleesklier waarin de tumor zit. De chirurg haalt bijna nooit de hele alvleesklier weg.
Na de operatie komt de kanker bij veel mensen weer terug. Dat kan ook jaren na de operatie gebeuren. Bespreek met je arts de voordelen en de nadelen van de operatie.
Operaties bij alvleesklierkanker zijn ingewikkeld. Je moet daarvoor naar een gespecialiseerd ziekenhuis.
Lees op deze pagina over:
- Meestal geen operatie bij alvleesklierkanker
- Operaties bij alvleesklierkanker in de kop van je alvleesklier
- Operatie bij alvleesklierkanker in het midden of de staart van je alvleesklier
Meestal geen operatie bij alvleesklierkanker
De meeste mensen met alvleesklierkanker krijgen geen operatie. Omdat er uitzaaiingen zijn of omdat de kanker groeit in andere organen of de bloedvaten. Dan kan de chirurg de tumor meestal niet makkelijk weghalen. Als de arts tijdens de operatie uitzaaiingen ontdekt, kan de tumor ook niet verwijderd worden. Wel kan soms een omleiding gemaakt worden, of is een andere behandeling mogelijk.
Operaties bij alvleesklierkanker in de kop van je alvleesklier (Whipple-operatie)
Alvleesklierkanker zit vaak in de kop van je alvleesklier. Een operatie aan de kop van de alvleesklier heet een Whipple-operatie of een ‘pancreatoduodenectomie’. De operaties gebeuren via een snee in de buik en soms met een operatierobot. Je gaat voor de operatie onder narcose.
Tijdens de operatie verwijdert de chirurg een deel van de alvleesklier en organen in de buurt zoals de dunne darm of een deel daarvan. Hoe de operatie er precies uitziet, en welke organen de chirurg weghaalt, hangt af van de plek van de tumor.
Er zijn 3 varianten van de Whipple-operatie. Lees verder over:
En over:
Klassieke Whipple-operatie
Bij een 'klassieke Whipple-operatie’ verwijdert de chirurg een aantal organen in de buurt van de alvleesklier. Dit is nodig omdat er mogelijk ook kanker in deze organen zit.
Bij een ‘klassieke Whipple’ verwijdert de chirurg:
- de sluitspier van de maag (de pylorus)
- een deel van de maag
- de kop van je alvleesklier
- het eerste deel van je dunne darm (het duodenum)
- je galblaas
- de lymfeklieren rondom de alvleesklier
PRPD-operatie
PRPD betekent: pylorus-verwijderende pancreatoduodenectomie. Pylorus is een ander woord voor de sluitspier van de maag.
Bij een PPRD-operatie verwijdert de chirurg:
- De sluitspier van de maag (de pylorus). De rest van de maag blijft zitten.
- De kop van je alvleesklier.
- Het eerste deel van je dunne darm (het duodenum).
- Je galblaas.
- De lymfeklieren rondom de alvleesklier.
PPPD-operatie
PPPD betekent: pylorus-sparende pancreatoduodenectomie. Bij deze operatie verwijdert de chirurg de pylorus (de sluitspier aan het eind van de maag) niet. Ook blijft een klein stukje van het duodenum, het eerste stuk van de dunne darm, zitten.
Bij een PPPD-operatie verwijdert de chirurg:
- de kop van je alvleesklier
- het eerste deel van je dunne darm (het duodenum)
- je galblaas
- de lymfeklieren rondom de alvleesklier
Gevolgen en complicaties na de operatie
Voor de operatie bespreekt de chirurg de gevolgen en de complicaties van de operatie met je. Elke operatie geeft risico op complicaties. Dat geldt ook voor een operatie bij alvleesklierkanker. Dat is een ingewikkelde operatie en de kans op complicaties is groter dan bij sommige andere operaties.
Lees verder over de gevolgen van de operatie:
Algemene gevolgen van de operatie
Na de operatie kun je last krijgen van een nabloeding of van een ontsteking van de wond op je buik. Sommige mensen krijgen na de operatie een longontsteking of een trombosebeen. Deze gevolgen heb je meestal als je nog in het ziekenhuis ligt. Je krijgt daarvoor een behandeling.
Naadlekkage
Tijdens de operatie verwijdert de arts een aantal organen of delen daarvan. Dat is een deel van de alvleesklier, een deel van de dunne darm en de galblaas. De arts maakt de achtergebleven delen van de organen weer aan elkaar vast.
De naden waar de organen aan elkaar zitten, kunnen gaan lekken. Bijvoorbeeld op de plek waar de alvleesklier vast is gemaakt aan de darm. Als er een naad gaat lekken, heet dat een naadlekkage. Hierdoor kun je een ontsteking krijgen in je buik, waar je erg ziek van kunt worden.
Problemen met eten
Direct na de operatie kan je maag soms minder goed werken. Je kunt een opgeblazen gevoel hebben, misselijk worden of moeten overgeven.
Soms sondevoeding na de operatie
Na een alvleesklieroperatie probeer je zelf weer te eten. Als dat na een paar dagen niet goed lukt, kun je een tijdje sondevoeding krijgen. Zo krijg je voldoende voedingsstoffen binnen en herstel je sneller van de operatie. Een sonde is een dun slangetje dat via je neus, door je slokdarm en maag in de dunne darm terechtkomt. Via het slangetje stroomt de voeding in je lichaam. Soms is ook naast deze sonde een maagslang nodig via je andere neusgat.
Onderzoek van het verwijderde weefsel
De arts stuurt het verwijderde weefsel naar de patholoog voor onderzoek. De patholoog bekijkt het weefsel onder de microscoop. Hij of zij onderzoekt ook of de chirurg de kanker helemaal heeft verwijderd. Het duurt zeker 2 weken voor de uitslag binnen is.
Chemotherapie na de operatie
Je kunt chemotherapie krijgen na de operatie voor alvleesklierkanker.
Met de chemotherapie wil de arts de achtergebleven kankercellen vernietigen. En ook mogelijke uitzaaiingen die de arts met het blote oog of met onderzoek nog niet kan zien.
Als je chemotherapie krijgt na de operatie, start de behandeling doorgaans binnen drie maanden na de operatie.
Lees verder over chemotherapie bij alvleesklierkanker.
Operatie als de tumor in het midden of de staart van je alvleesklier zit
Bij ongeveer 2 tot 3 van de 10 mensen met alvleesklierkanker zit de tumor in het midden of de staart van de alvleesklier. Als je een operatie krijgt, verwijdert de arts het deel van je alvleesklier met de tumor erin. Ook verwijdert hij of zij de milt. De milt ligt tegen de staart van de alvleesklier aan en soms zitten er uitzaaiingen in die met het blote oog niet te zien zijn.
Je chirurg bespreekt de operatie vooraf met je. In dit gesprek kun je ook de vragen die je hebt, stellen.
De chirurg kan op meerdere manieren opereren. Bijvoorbeeld met een kijkoperatie, dat heet een laparoscopie. Soms kan de chirurg met een robot opereren. Ook kan de chirurg opereren via een snee in je buik. Dat heet een open operatie.
Hoe de operatie precies gaat, hangt af van de kanker én van de ervaring van de chirurg. Je gaat voor de operatie onder narcose.
Gevolgen en complicaties na de operatie van het midden of de staart van de alvleesklier
Na de operatie kun je last krijgen van een nabloeding of van een ontsteking van de wond op je buik. Er is ook een kleine kans op een naadlekkage.
Slechte afweer na de operatie
De milt is belangrijk voor je afweer. Als je geen milt meer hebt, heb je meer kans om een infectie te krijgen. Daarom krijg je na de operatie antibiotica en extra vaccinaties, voor en na de operatie.
Er zijn meer dingen waar je op moet letten. Je krijgt hier informatie over vanuit het ziekenhuis.