Woordenboek eierstokkanker
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonEen woord dat je niet kent? Wij leggen het uit.
Accumulatie
Wordt vaak gezegd over een PET-scan. Voor de scan krijgt de patiënt radioactieve stof ingespoten. De arts ziet op de scan welke plek in het lichaam de stof opneemt. Op die plek is meer metabole activiteit. Dat kan betekenen dat er kanker zit.
Achtergrondaankleuring
Bij een MRI-scan en CT-scan kan contrastmiddel gebruikt worden. Zo zijn de weefsels beter van elkaar te onderscheiden. De kleur van een tumor is duidelijker dan de kleur van het gezonde weefsel. De kleur van het gezonde weefsel heet achtergrondaankleuring.
Adjuvante therapie
Een extra behandeling, meestal na een operatie. Het doel is om kankercellen die niet te zien zijn te doden. Daardoor is de kans op terugkeer van kanker kleiner.
Afsluiting van een longslagader
Een bloedvat in de longen zit verstopt door een bloedprop. Zo komt er minder bloed in de longen waardoor er minder zuurstof uit de longen kan worden opgenomen.
Afstandsmetastasen
Een uitzaaiing van de tumor. De uitzaaiing zit niet in de buurt van de tumor maar op een andere plek in het lichaam.
Afwijkende cellen
Cellen die er anders uitzien dan normale cellen. Het kan kanker zijn, maar is het niet altijd.
Afwijkend weefsel
Schade aan weefsel. De oorzaak is een ziekte, wond of behandeling.
Alopecia
Het haar valt uit. Bijvoorbeeld door een behandeling bij kanker.
Anafylactische reactie
Ernstige, allergische reactie. Bijvoorbeeld door een wespensteek of bepaalde medicijnen.
Anafylaxie
Ernstige, allergische reactie. Bijvoorbeeld door een wespensteek of bepaalde medicijnen.
Analgeticum
Medicijn tegen de pijn.
Anamnese
De patiënt vertelt de arts over de geschiedenis van de ziekte. De arts stelt vragen om meer te weten te komen over de klachten.
Anemie
Het bloed heeft te weinig rode bloedcellen. Daardoor komt er niet genoeg zuurstof in de lichaamscellen.
Angiogeneseremmer
Medicijnen die ervoor proberen te zorgen dat er geen nieuwe bloedvaten naar de tumor ontstaan. Zo kan de tumor minder hard groeien.
Angioinvasie
De tumor groeit door in een bloedvat. Invasie betekent binnendringen.
Anterieur
Aan de voorkant, vooraan. Artsen gebruiken het woord bijvoorbeeld voor de plek waar de tumor zit.
Anti-hormonale therapie
Een behandeling bij kanker. Medicijnen die de aanmaak of de werking van hormonen remmen.
Anticus
Aan de voorkant, vooraan. Artsen gebruiken het woord bijvoorbeeld voor de plek waar de tumor zit.
Aorta
Via dit bloedvat komt het bloed vanuit het hart in heel het lichaam.
Artefact
Een onduidelijk beeld. Bijvoorbeeld bij een scan of röntgenfoto. Het laat iets zien dat er in het echt niet is.
Artralgie
Pijn in een gewricht.
Ascites
Vocht in de buik, tussen de darmen in. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het buikvlies.
Ascitesdrain
Een slangetje om vocht uit de buikholte te laten wegstromen. Dit is een behandeling als iemand last heeft van abnormaal veel vocht in de buik.
Ascitespunctie
Ingreep waarbij de arts vocht opzuigt uit de buik. De arts gebruikt een holle naald. Dit is een behandeling als iemand last heeft van abnormaal veel vocht in de buik.
Aspecifiek
Iets heeft geen duidelijke oorzaak of niet één duidelijke oorzaak.
Asthenie
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.
Asymmetrie
Als links en rechts niet hetzelfde zijn. Bijvoorbeeld de linkerarm is sterker dan de rechterarm.
Atypisch
Iets heeft geen duidelijke oorzaak of niet één duidelijke oorzaak.
Atypische cellen
Cellen die er anders uitzien dan normale cellen. Het kan kanker zijn, maar is het niet altijd.
Baarmoederkanker
Kanker in de baarmoeder. De kanker ontstaat meestal in het baarmoederslijmvlies, maar kan ook in de spierlaag ontstaan.
Baarmoederverwijdering
Een operatie waarbij de arts de baarmoeder weghaalt.
Basaal
Aan de basis of op het laagste niveau.
Beiderzijds
Aan beide kanten. Bijvoorbeeld aan allebei de kanten van het lichaam, zowel links als rechts.
Benauwdheid
Moeite met ademen.
Benigne
Goedaardig of onschuldig. Het gaat dan om een ziekte die niet kwaadaardig is, het is geen kanker.
Bestraling
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Bestralingsschade
Schade aan het lichaam door de bestraling.
Best supportive care
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Bilateraal
Aan beide kanten. Bijvoorbeeld aan allebei de kanten van het lichaam, zowel links als rechts.
Biopsie
Onderzoek waarbij de arts een klein stukje weefsel weghaalt. Dat stukje weefsel gaat naar het laboratorium voor onderzoek.
Blaasontsteking
Ontsteking van de blaas.
Blanco
Leeg of schoon.
Bloedarmoede
Het bloed heeft te weinig rode bloedcellen. Daardoor komt er niet genoeg zuurstof in de lichaamscellen.
Bloedvatinvasie
De tumor groeit door in een bloedvat. Invasie betekent binnendringen.
Borderlinetumor
De afwijkende cellen zitten op de grens tussen goedaardig en kwaadaardig.
Botontkalking
Het bot heeft te weinig kalk. Dan is het bot minder sterk en kan het makkelijker breken.
Bovendruk
De bovendruk van de bloeddruk. Dit is het hoogste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Broze botten
Het bot heeft te weinig kalk. Dan is het bot minder sterk en kan het makkelijker breken.
BSC
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Buikpunctie
Ingreep waarbij de arts vocht opzuigt uit de buik. De arts gebruikt een holle naald. Dit is een behandeling als iemand last heeft van abnormaal veel vocht in de buik.
Buikvocht
Vocht in de buik, tussen de darmen in. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het buikvlies.
CA125
Een tumormarker bij eierstokkanker. Een tumor in de eierstok maakt vaak het stofje CA125. Daarom zit er bij eierstokkanker vaak meer CA125 in het bloed dan bij gezonde mensen.
Cachexie
Heel erge vermagering. Meestal komt dat door een ernstige ziekte, zoals kanker.
CaD
Calcium in combinatie met vitamine D. Medicijn als iemand osteoporose (te weinig kalk in de botten) heeft.
Calci chew
Calcium in combinatie met vitamine D. Medicijn als iemand osteoporose (te weinig kalk in de botten) heeft.
Calciumcarbonaat
Calcium in combinatie met vitamine D. Medicijn als iemand osteoporose (te weinig kalk in de botten) heeft.
Calecalciferol
Calcium in combinatie met vitamine D. Medicijn als iemand osteoporose (te weinig kalk in de botten) heeft.
Carcinoom
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Celonderzoek
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Celproliferatie
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Chemo
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Chemotherapie
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Chemotherapie IP
Chemotherapie rechtstreeks in de buikholte. IP betekent intraperitoneaal: in de buik.
Chemotherapie IV
Chemotherapie via een infuus. IV betekent intraveneus: in een ader.
Chirurgische marge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Comorbiditeit
Een bijkomende ziekte, bijvoorbeeld als iemand kanker heeft, maar ook hoge bloeddruk of suikerziekte.
Complete debulking
Operatie waarbij de arts al het zichtbare tumorweefsel heeft kunnen verwijderen.
Complicaties
Een ongewenste klacht die ontstaat door de behandeling.
Computertomografie
Onderzoek waarmee organen en weefsels heel precies te zien zijn. Het onderzoek maakt gebruik van röntgenstraling en een computer.
Constipatie
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Contralateraal
Aan de andere, tegengestelde, kant.
Contralaterale ovarium
De eierstok die aan de andere kant ligt. Dan gaat het meestal om de eierstok waar niks mee aan de hand is.
Corpuscarcinoom
Kanker in de baarmoeder. De kanker ontstaat meestal in het baarmoederslijmvlies, maar kan ook in de spierlaag ontstaan.
Corpus uteri
Baarmoeder.
CT-abdomen
CT-scan van de buik. Met dit onderzoek zijn organen en weefsels in de buik heel precies te zien.
CT-scan
Onderzoek waarmee organen en weefsels heel precies te zien zijn. Het onderzoek maakt gebruik van röntgenstraling en een computer.
CT-thorax
CT-scan van de borstkas. Met dit onderzoek zijn organen en weefsels in de borstkas heel precies te zien.
CTx
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Cystitis
Ontsteking van de blaas.
Cytologie
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Cytologisch onderzoek
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Cytoreductieve chirurgie
Een operatie waarbij de arts zoveel mogelijk tumorweefsel weghaalt.
Debulking
Een operatie waarbij de arts zoveel mogelijk tumorweefsel weghaalt.
Defecatie
Poepen.
Dehydratie
Te weinig vocht in het lichaam.
Dermatitis
Ontsteking van de huid.
Desoxyribonucleïnezuur
Het erfelijk materiaal. DNA zit in iedere cel van het lichaam.
Diagnostische laparoscopie
Kijkoperatie van de buik. De arts kijkt heel goed binnen in de buik. Bijvoorbeeld om in te schatten of een grotere operatie mogelijk is. Ook kan de arts weefsel verwijderen voor onderzoek. Bijvoorbeeld om te weten of het om kanker gaat.
Diastolische bloeddruk
De onderdruk van de bloeddruk. Dit is het laagste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Differentiatiegraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Diffuus
Verspreid. Zonder een duidelijke grens.
DNA
Het erfelijk materiaal. DNA zit in iedere cel van het lichaam.
Doelgebied
De plek in het lichaam waar de behandeling op gericht is. Bijvoorbeeld waar de bestraling moet komen.
Doelgerichte therapie
Een behandeling tegen kanker. De medicijnen remmen de signalen die de cellen nodig hebben om te kunnen groeien. Dan stopt de groei van de tumor.
Doorbloeding
Als er bloedvaten ontstaan op een plek in het lichaam. Zo krijgt die plek bloed. Bijvoorbeeld een tumor.
Dysplasie
Cellen die er niet uitzien als normale cellen. Het kan een voorstadium van kanker zijn.
Dyspnoe
Moeite met ademen.
Echo
Een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn niet te horen. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen.
Echogeniciteit
De radioloog gebruikt deze term bij een echografie. Het gaat om het aantal geluidsgolven die terugkaatsen bij de echo. Echogeniciteit geeft aan of er iets mis is met een orgaan of weefsel.
Echografie
Een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn niet te horen. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen.
Eierstokkanker
Kanker in een eierstok of in de eileider.
Eileiderkanker
Kanker die ontstaat in een eileider.
Elektrolyt
Een mineraal in het lichaam. Zoals natrium, kalium of calcium.
EMVI
De tumor groeit in een bloedvat.
Endocriene therapie
Een behandeling bij kanker. Medicijnen die de aanmaak of de werking van hormonen remmen.
Endometriumcarcinoom
Kanker in de baarmoeder. De kanker ontstaat meestal in het baarmoederslijmvlies, maar kan ook in de spierlaag ontstaan.
Epidurale pijnbestrijding
Pijnstilling via een prik of infuus in de rug. Zo verdooft de arts een deel van het lichaam.
Epitheliaal ovariumcarcinoom
Kanker in een eierstok. De kanker is ontstaan in de buitenste laag cellen van de eierstok. Het is de meest voorkomende vorm van eierstokkanker.
Exenteratie
Operatie waarbij de arts organen en klieren verwijdert uit het onderste deel van de buik. Bijvoorbeeld de endeldarm, blaas, baarmoeder.
Exoomsequencing
Methode voor onderzoek naar erfelijkheid.
Extirpatie
Een orgaan wordt bij een operatie helemaal verwijderd.
Extra-ovarieel
Buiten of naast de eierstok.
Extramurale vasculaire invasie
De tumor groeit in een bloedvat.
Extraperitoneale metastasen
Uitzaaiingen van kanker buiten de buikholte.
Familieanamnese
Verhaal van patiënt over de ziektegeschiedenis van de familie. Bijvoorbeeld of er kanker in de familie voorkomt.
Fascie
Vlies dat om of tussen spieren zit. Het vlies is gemaakt van bindweefsel.
FDG
Radioactieve stof die de arts gebruikt bij een PET-scan. Kankercellen nemen deze stof meer op dan gewone cellen. Zo kan de arts kankercellen zien op de scan.
FDG-avide
Bij een PET-scan gebruikt de arts een contrastvloeistof, zoals FDG. Als een tumor deze vloeistof opneemt, is de tumor te zien op de scan. De arts noemt zo’n tumor FDG-avide. Avide betekent letterlijk gulzig of hongerig.
FIGO-stadium
FIGO-stadium geeft aan waar de kanker zit. Of het alleen in het orgaan zit, zoals in de eierstok of baarmoeder. Of dat de kanker naar andere plekken in het lichaam is uitgezaaid.
Fluorodeoxyglucose
Radioactieve stof die de arts gebruikt bij een PET-scan. Kankercellen nemen deze stof meer op dan gewone cellen. Zo kan de arts kankercellen zien op de scan.
Follikelstimulerend hormoon
Hormoon dat zorgt voor de groei van eicellen. En voor de aanmaak van de geslachtshormonen (oestrogeen). Bij mannen helpt het hormoon om zaadcellen te maken.
Fotonen
Fotonen zijn energiebundels. Het gaat dan om licht of magnetische straling. Als iemand bestraling krijgt, is dat bijna altijd met fotonen.
FSH
Hormoon dat zorgt voor de groei van eicellen. En voor de aanmaak van de geslachtshormonen (oestrogeen). Bij mannen helpt het hormoon om zaadcellen te maken.
G8-score
Getal dat iets zegt over hoe fit een oudere patiënt is. De arts of verpleegkundige stelt de patiënt dan 8 vragen.
Gedeeltelijk
Voor een deel. Bijvoorbeeld een deel van een orgaan of een tumor.
Gewrichtspijn
Pijn in een gewricht.
Gezamenlijke besluitvorming
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Goedaardig
Goedaardig of onschuldig. Het gaat dan om een ziekte die niet kwaadaardig is, het is geen kanker.
Goed gedifferentieerd
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 1 lijken de kankercellen op gezonde cellen. Ze groeien langzaam en zijn niet agressief. Graad is een afkorting van differentiatiegraad.
Graad 1
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 1 lijken de kankercellen op gezonde cellen. Ze groeien langzaam en zijn niet agressief. Graad is een afkorting van differentiatiegraad.
Graad 2
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 2 lijken de kankercellen minder op gezonde cellen. Ze groeien sneller.
Graad 3
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 3 groeien de kankercellen snel. Ze lijken helemaal niet meer op gezonde cellen.
Gradering
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Gynaecologisch oncoloog
Arts met veel kennis van kanker in de vrouwelijke geslachtsorganen. Bijvoorbeeld eierstokkanker of vaginakanker.
Hematogene metastasering
Uitzaaiing van kanker via de bloedvaten. Zo komt de kanker in andere organen van het lichaam terecht. Hematogeen betekent: via het bloed.
Hemorragische diathese
Spontane bloedingen omdat er te weinig bloedplaatjes zijn.
Hernia cicatrialis
Een breuk in de buikwand. Na een operatie heeft de buikwand een litteken. Als het litteken stuk gaat, wordt de buikwand zwakker. Door de zwakke plek kan buikinhoud uitpuilen, als een bult.
Herstadiëring
Als de artsen opnieuw bepalen in welk stadium de ziekte is.
HIPEC
Een behandeling waarbij de arts de buikholte spoelt met verwarmde chemotherapie.
HIPEC-behandeling
Een behandeling waarbij de arts de buikholte spoelt met verwarmde chemotherapie.
Histologie
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Histologische differentiatiegraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Histologisch onderzoek
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Hoge bloeddruk
De bloeddruk is (te) hoog.
Hooggradig
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 3 groeien de kankercellen snel. Ze lijken helemaal niet meer op gezonde cellen.
Hooggradig sereus ovariumcarcinoom
Een vorm van eierstokkanker. Hooggradig sereus betekent dat de kankercellen snel groeien en vocht afgeven.
Hormonale behandeling
Een behandeling bij kanker. Medicijnen die de aanmaak of de werking van hormonen remmen.
Hormonale therapie
Een behandeling bij kanker. Medicijnen die de aanmaak of de werking van hormonen remmen.
Hormoonresistent
Bij een behandeling met hormoontherapie kunnen de medicijnen na een tijdje niet meer goed werken. Dan is de kanker resistent geworden voor het medicijn.
Hormoontherapie
Een behandeling bij kanker. Medicijnen die de aanmaak of de werking van hormonen remmen.
Hyperpigmentatie
Te veel pigment in de huid. De huid ziet er donkerder uit dan normaal.
Hypertensie
De bloeddruk is (te) hoog.
Hypertherme intraperitoneale chemotherapie
Een behandeling waarbij de arts de buikholte spoelt met verwarmde chemotherapie.
Hypertonie
De spanning in de spieren is (te) hoog.
Hypervasculair
Er zitten veel bloedvaten, bijvoorbeeld in de buurt van de tumor.
Hypotensie
De bloeddruk is (te) laag.
Hypovasculair
Er zitten weinig bloedvaten, bijvoorbeeld in de buurt van de tumor
Hysterectomie
Een operatie waarbij de arts de baarmoeder weghaalt.
Immunohistochemie
Onderzoek om te zien of er bepaalde eiwitten zitten in of op de tumorcellen. De arts bekijkt het weefsel onder de microscoop.
Incomplete debulking
Een operatie waarbij de arts niet al het zichtbare tumorweefsel kon verwijderen. Na de operatie blijven er onzichtbare delen van de tumor in het lichaam achter.
Ingroei
Als iets diep in het lichaam doordringt. Invasief kan betekenen dat kanker binnendringt in andere weefsels.
Intervaldebulking
Voor deze operatie krijg je eerst 3 chemokuren om de tumor kleiner te maken. Daarna verwijdert de arts het zichtbare tumorweefsel. Als dit lukt, krijg je na de operatie opnieuw 3 keer chemotherapie.
Intramusculair
In de spier.
Intraperitoneaal
In de buikholte.
Intraperitoneale chemotherapie
Chemotherapie rechtstreeks in de buikholte. IP betekent intraperitoneaal: in de buik.
Intratumorale lymfocyten
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe goed de afweercellen de kankercellen aanvallen. Bij een hoog getal zitten er veel afweercellen in de buurt van de kankercellen. Respons betekent reactie.
Intraveneus contrast
Tijdens de scan krijgt de patiënt contrastvloeistof. Dat gebeurt via een bloedvat.
Intraveneuze chemotherapie
Chemotherapie via een infuus. IV betekent intraveneus: in een ader.
Intraveneuze toediening
Medicijnen of vocht komen via een bloedvat in het lichaam.
Invasiediepte
Invasiediepte zegt iets over hoe diep de tumor in het weefsel groeit.
Invasief
Als iets diep in het lichaam doordringt. Invasief kan betekenen dat kanker binnendringt in andere weefsels.
IPEC
Chemotherapie rechtstreeks in de buikholte. IP betekent intraperitoneaal: in de buik.
Irradicale resectie
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Kaalheid
Het haar valt uit. Bijvoorbeeld door een behandeling bij kanker.
Kanker
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Karnofsky-score
Getal dat iets zegt over hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen.
KI67
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Klaplong
De long is ingeklapt en er kan geen lucht meer in. Dan is ademen moeilijk en pijnlijk.
Klierstations
Gebied in het lichaam waar veel lymfeklieren bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld in de oksels, in de hals, bij het borstbeen, laag in de buik of bij de bovenbenen.
Klieven
Doorsnijden.
Klinische pad
De beschrijving van welke zorg iemand krijgt, en van wie. Voor elke ziekte is het zorgpad anders.
Kortademigheid
Moeite met ademen.
KPS
Getal dat iets zegt over hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen.
Krachtsvermindering
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.
Krukenberg-tumor
Een tumor in de eierstokken. Het is meestal een uitzaaiing van kanker in het spijsverteringskanaal.
Kwaadaardig
Een kwaadaardige tumor is kanker.
Kwaadaardig gezwel
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Kwadrant
De vier delen van een orgaan, als je een orgaan in vier delen zou verdelen. Met het kwadrant zegt de arts in welk deel van het orgaan de tumor zit.
Laaggradig
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 1 lijken de kankercellen op gezonde cellen. Ze groeien langzaam en zijn niet agressief. Graad is een afkorting van differentiatiegraad.
Laesie
Schade aan weefsel. De oorzaak is een ziekte, wond of behandeling.
Lage bloeddruk
De bloeddruk is (te) laag.
Laparoscopie
Een operatie met een speciale kijkbuis. De arts brengt de kijkbuis naar binnen via kleine sneetjes in de huid. Met een camera kan de arts in de buik kijken en opereren.
Lateraal
Aan de buitenkant of zijkant.
Laterale klieren
Lymfeklieren die aan de buitenkant of zijkant liggen.
Lengterichting
In de lengte.
Lichaamsslagader
Via dit bloedvat komt het bloed vanuit het hart in heel het lichaam.
Littekenbreuk
Een breuk in de buikwand. Na een operatie heeft de buikwand een litteken. Als het litteken stuk gaat, wordt de buikwand zwakker. Door de zwakke plek kan buikinhoud uitpuilen, als een bult.
Locoregionaal
Op de plek van de tumor of om de tumor heen.
Locoregionaal recidief
De tumor is verwijderd, maar komt later weer terug op dezelfde plek.
Lokaal
Plaatselijk. Bijvoorbeeld op de plek van de tumor of van een orgaan.
Lokaal recidief
De tumor is verwijderd, maar komt later weer terug op dezelfde plek.
Lokaal voortgeschreden
De tumor groeit, soms ook in organen die dicht bij de tumor liggen.
Longembolie
Een bloedvat in de longen zit verstopt door een bloedprop. Zo komt er minder bloed in de longen waardoor er minder zuurstof uit de longen kan worden opgenomen.
Longfoto
Een röntgenfoto van de longen.
Longitudinaal
In de lengte.
Longknobbeltje
Knobbeltjes in de longen. Soms is het kanker, maar het kan ook goedaardig zijn.
Longnoduli
Knobbeltjes in de longen. Het kunnen uitzaaiing zijn van kanker, maar dat hoeft niet. Het kunnen bijvoorbeeld ook littekens zijn van een eerdere ontsteking.
Longontsteking
Ontsteking van of in de longen.
Lymfadenopathie
De lymfeklieren zijn opgezet en groter dan normaal.
Lymfeklierdissectie
Operatie waarbij de arts een groep lymfeklieren verwijdert.
Lymfocytaire respons
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe goed de afweercellen de kankercellen aanvallen. Bij een hoog getal zitten er veel afweercellen in de buurt van de kankercellen. Respons betekent reactie.
Lymfoedeem
Het vocht in de lymfevaten kan niet meer wegstromen. Zo ontstaat een zwelling of bult. Bijvoorbeeld in een arm of been.
Lymfogeen
Lymfogeen betekent dat iets via de lymfevaten gaat. Bijvoorbeeld als kanker via de lymfevaten uitzaait.
Lymfovasculaire invasie
Er zitten kankercellen in het bloed of in de lymfe.
Macrometastase
Een grote uitzaaiing, groter dan 2 millimeter. De arts kan de uitzaaiing met het blote oog zien.
Macroscopisch
Groot genoeg om met het blote oog te kunnen zien.
Maligne
Een kwaadaardige tumor is kanker.
Maligne neoplasma
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Maligniteit
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Matig gedifferentieerd
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 2 lijken de kankercellen minder op gezonde cellen. Ze groeien sneller.
MDO
Overleg tussen verschillende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners die veel weten over een bepaalde ziekte. Zij kijken samen wat de beste behandeling is voor iemand.
Mediaal
Dichtbij het midden. Bijvoorbeeld het midden van een orgaan.
Metabole activiteit
Wordt vaak gezegd over een PET-scan. Voor de scan krijgt de patiënt radioactieve stof ingespoten. De arts ziet op de scan welke plek in het lichaam de stof opneemt. Op die plek is meer metabole activiteit. Dat kan betekenen dat er kanker zit.
Metabool syndroom
Combinatie van problemen met de stofwisseling: overgewicht, hoge bloeddruk, te hoog cholesterol en te veel vet in het bloed.
Metachrone metastasen
Een uitzaaiing die de arts pas later ontdekt, na de diagnose.
Metastasectomie
Een operatie waarbij de arts de uitzaaiingen verwijdert.
MIB1
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Micrometastase
Kleine uitzaaiing van kanker. De uitzaaiing is alleen te zien onder de microscoop.
Microscoop
Een apparaat dat dingen vergroot. Zo worden kleine dingen zichtbaar. Bijvoorbeeld de cellen in het lichaam.
Minimaal invasief
Een onderzoek of behandeling waar de patiënt zo min mogelijk last van heeft. En waarbij er zo min mogelijk gezond weefsel wordt beschadigt.
Moleculaire pathologie
De arts onderzoekt het DNA van de cellen of het weefsel dat is weggehaald. Zo kan de arts afwijkingen opsporen.
Mondslijmvliesontsteking
Ontsteking van het slijmvlies in de mond.
MRI-scan
Onderzoek om foto's te maken van de binnenkant van het lichaam. Op de foto's ziet de arts de organen en weefsels heel precies. En tumoren en uitzaaiingen als die er zijn. De arts bekijkt de foto's op een beeldscherm. Het scan-apparaat bestaat uit een tunnel en werkt met magneten.
Mucineus carcinoom
Soort kanker waarbij de kankercellen veel slijm aanmaken.
Mucineus ovariumcarcinoom
Heel zeldzame vorm van eierstokkanker. Mucineus betekent dat de tumor slijm maakt.
Multidisciplinair overleg
Overleg tussen verschillende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners die veel weten over een bepaalde ziekte. Zij kijken samen wat de beste behandeling is voor iemand.
Multifocaal
Op meer plekken. Bijvoorbeeld de kanker zit op meer dan 1 plek. Multi betekent meerdere.
Multimorbiditeit
Een bijkomende ziekte, bijvoorbeeld als iemand kanker heeft, maar ook hoge bloeddruk of suikerziekte.
Neuropathie
Schade aan de zenuwen in de handen of voeten. Het gevoel aan de uiteinden van de zenuwen verandert. Zo ontstaan pijn, doofheid en/of tintelingen.
Niet-invasief
Als iets niet in het lichaam doordringt. Bij een niet-invasieve tumor zaait de kanker niet uit en dringt de tumor niet door in andere weefsels.
Non-steroidal anti-inflammatory drug
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
NSAID
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
Obstipatie
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Onderdruk
De onderdruk van de bloeddruk. Dit is het laagste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Onderhoudsbehandeling
Behandeling die volgt op een eerste behandeling. Om de ziekte onder controle te houden of om te voorkomen dat de ziekte terugkomt.
Ontstekingsremmende pijnstillers
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
Optimale debulking
Operatie waarbij de arts niet al het zichtbare tumorweefsel heeft kunnen verwijderen.
Orale mucositis
Ontsteking van het slijmvlies van de mond. Bijvoorbeeld door chemotherapie of bestraling. Oraal betekent mond.
Ossaal
In de botten.
Osteoporose
Het bot heeft te weinig kalk. Dan is het bot minder sterk en kan het makkelijker breken.
Ovaria
Eierstok. In de eierstok zitten de eicellen. Vrouwen hebben 2 eierstokken.
Ovarium
Eierstok. In de eierstok zitten de eicellen. Vrouwen hebben 2 eierstokken.
Ovariumcarcinoom
Kanker in een eierstok of in de eileider.
PA-bewezen
De patholoog onderzoekt het weggehaalde weefsel. Dan blijkt dat het inderdaad om een bepaalde ziekte gaat. Bij kanker: als uit weefselonderzoek blijkt dat het kanker is.
PA-gesprek
Gesprek over de uitslag van het weefselonderzoek in het laboratorium. De uitslag staat in een pathologieverslag. De arts legt ook uit wat de uitslag betekent.
Palliatief
Palliatief betekent letterlijk verzachtend. Dan kan iemand niet meer beter worden. Met een palliatieve behandeling wil de arts de klachten verminderen en de ziekte remmen.
Palliatieve zorg
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden.
Para-aortale lymfeklieren
De lymfeklieren die rond de lichaamsslagader (aorta) liggen.
Paracavale lymfeklieren
De lymfeklieren die rond de grote buikader (vena cava) liggen.
PARP-remmers
Medicijnen tegen kanker. De medicijnen kunnen de kanker remmen. Je neemt ze als tablet.
Partieel
Voor een deel. Bijvoorbeeld een deel van een orgaan of een tumor.
Partiële respons
Na de behandeling is de ziekte voor een deel weg, maar niet helemaal.
Pathologisch bewezen
De patholoog onderzoekt het weggehaalde weefsel. Dan blijkt dat het inderdaad om een bepaalde ziekte gaat. Bij kanker: als uit weefselonderzoek blijkt dat het kanker is.
Pathologische aankleuring
Op een scan van de tumor ziet de arts een afwijking die er anders uitziet dan de rest van het weefsel.
Patient related outcome
Vragenlijst die patiënten kunnen invullen over de gevolgen van de ziekte.
Pelvic lymphe node dissection
De arts verwijdert de lymfeklieren uit het kleine bekken. Het kleine bekken is de ruimte tussen de heupen, het schaambeen en het stuitje.
Pelviene lymfeklieren
De lymfeklieren die in het bekken liggen.
Penetrantie
Kans dat iemand met een erfelijke aanleg de ziekte echt krijgt. Bij een erfelijke aanleg met een penetrantie van 50% krijgt de helft van de mensen de ziekte.
Perimenopauzaal
Overgangsjaren. De jaren waarin de vrouw in de overgang is en de menstruatie stopt.
Perimenopauzaal bij diagnose
De vrouw is in de overgang op het moment van de diagnose.
Peritoneale metastase
Uitzaaiing van kanker op het buikvlies.
PET-CT-scan
Een PET-scan en een CT-scan ineen. Vaak is het een onderzoek naar kanker of uitzaaiingen. Voor de scan wordt een radioactieve stof ingespoten. Waar het stofje op de scan te zien is, zit mogelijk kanker.
Pijnstillers
Medicijn tegen de pijn.
Plaatselijk
Plaatselijk. Bijvoorbeeld op de plek van de tumor of van een orgaan.
Platinum-gevoelig
De kanker is gevoelig voor chemotherapie met platinum (cisplatine of carboplatine). Het doel is dat de kankercellen doodgaan door de chemotherapie.
Platinum-resistent
De kanker is niet meer gevoelig voor chemotherapie met platinum (cisplatine of carboplatine). Dat betekent dat de kankercellen niet doodgaan door platinum.
Pleuravocht
Vocht in de ruimte tussen de beide longvliezen. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het longvlies, maar ook door bijvoorbeeld een ontsteking.
PLND
De arts verwijdert de lymfeklieren uit het kleine bekken. Het kleine bekken is de ruimte tussen de heupen, het schaambeen en het stuitje.
Pneumonie
Ontsteking van of in de longen.
Pneumothorax
De long is ingeklapt en er kan geen lucht meer in. Dan is ademen moeilijk en pijnlijk.
Positieve lymfeklieren
Er zitten kankercellen in de lymfeklieren.
Postmenopauzaal
De periode na de overgang. De postmenopauze begint een jaar na de laatste menstruatie.
Postmenopauzaal bij diagnose
De vrouw is al in de overgang geweest als ze de diagnose krijgt.
Premature menopauze
Als een vrouw voor haar 40e in de overgang komt.
Premenopauzaal bij diagnose
De vrouw is nog niet in de overgang als ze de diagnose krijgt.
Primaire debulking
Operatie waarbij de arts zoveel mogelijk van de tumor weghaalt. Primair betekent dat de operatie de eerste behandeling is.
Proeflaparotomie
Operatie van de buik om de diagnose te stellen. De arts haalt wat weefsel uit de buik weg dat direct in het laboratorium wordt onderzocht op kankercellen.
Proliferatie
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Proliferatiemarker
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Proximaal
Dichter bij het midden van het lichaam. Bijvoorbeeld: ‘De schouder ligt proximaal van de hand’ betekent: de schouder ligt dichter bij het midden van het lichaam dan de hand.
PTNM
TNM zegt iets over het stadium en de ernst van de kanker. T gaat over de grootte van de tumor, N gaat over uitzaaiingen in de lymfeklieren, M gaat over uitzaaiingen op een andere plek in het lichaam. De ‘p’ betekent dat de patholoog de TNM-score geeft na onderzoek van het weefsel.
Pulmonale noduli
Knobbeltjes in de longen. Soms is het kanker, maar het kan ook goedaardig zijn.
R0-resectie
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
R1-resectie
R1 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R1 zitten er kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dat is alleen te zien onder een microscoop. Dan zijn niet alle kankercellen uit het lichaam verwijderd.
R2-resectie
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Radiatie-geïnduceerd
Een bijwerking of klacht door de bestraling.
Radiatiemucositis
Ontsteking van het slijmvlies door bestraling.
Radicale resectie
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
Radiotherapie
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Reactie
Het effect van een behandeling op de ziekte. Het geeft aan of de behandeling werkt.
Reactief
Reactie van weefsel. Bijvoorbeeld: de huid wordt rood na een muggensteek.
Recidief
Een ziekte keert terug na de behandeling. Bijvoorbeeld kanker.
Regressie
Bij regressie wordt de ziekte minder. Bijvoorbeeld: de tumor wordt kleiner of de klachten verdwijnen.
Regressiegraad
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Remissie
De ziekte is voorbij of de patiënt heeft er tijdelijk minder last van.
Representatief
De arts haalt een stukje van de tumor weg voor onderzoek. Als de rest van de tumor op dit stukje lijkt, is het stukje representatief.
Resectiemarge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Resectievlak
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Respons
Het effect van een behandeling op de ziekte. Het geeft aan of de behandeling werkt.
Responsbeoordeling
De arts bekijkt of de behandeling werkt.
Responsevaluatie
De arts bekijkt of de behandeling werkt.
Restlaesie
Een deel van de tumor is achtergebleven in het lichaam.
Revisie
Opnieuw kijken naar de resultaten van een onderzoek.
Roesje
Een slaapmiddel of pijnstilling om te ontspannen. Zo heeft de patiënt minder last van een onderzoek of behandeling.
RT
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
RTx
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Ruggenprik
Pijnstilling via een prik of infuus in de rug. Zo verdooft de arts een deel van het lichaam.
Samen beslissen
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
SDM
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Second opinion
Een tweede mening over de diagnose of behandeling. Het is de mening of het advies van een andere arts, in een ander ziekenhuis.
Sedatie
Een slaapmiddel of pijnstilling om te ontspannen. Zo heeft de patiënt minder last van een onderzoek of behandeling.
Seroom
Zwelling met veel vocht na een operatie. Soms is het nodig om het vocht weg te halen met een punctie.
Shared Decision Making
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Slecht gedifferentieerd
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 3 groeien de kankercellen snel. Ze lijken helemaal niet meer op gezonde cellen.
Snijrand
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Snijvlak
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Snijvlak niet vrij
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Snijvlak vrij
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
Solitaire metastase
Eén enkele uitzaaiing.
Spierpijn
Pijn aan de spieren.
Stadiëringsoperatie
Operatie om te onderzoeken in welk stadium de kanker is. De arts verwijdert op verschillende plekken in de buik weefsel voor onderzoek.
Stageringsoperatie
Operatie om te onderzoeken in welk stadium de kanker is. De arts verwijdert op verschillende plekken in de buik weefsel voor onderzoek.
Status na
Beschrijving van wat er in het verleden is gebeurd met de gezondheid. Bijvoorbeeld ‘status na longontsteking’ betekent dat iemand in het verleden een longontsteking heeft gehad.
Stoelgang
Poepen.
Stomatitis
Ontsteking van het slijmvlies in de mond.
Stroma
Bindweefsel dat zorgt voor stevigheid van een orgaan.
Supportive care
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Suspect
Iets ziet er anders uit dan normaal. De arts kan denken dat het kanker is, maar het kan ook iets anders zijn.
Synchrone metastasen
Uitzaaiingen van kanker die er al zijn als de patiënt de diagnose krijgt.
Systeemtherapie
Een behandeling die door het hele lichaam gaat. Zoals chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie bij kanker.
Systemische therapie
Een behandeling die door het hele lichaam gaat. Zoals chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie bij kanker.
Systolische bloeddruk
De bovendruk van de bloeddruk. Dit is het hoogste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Targeted therapy
Een behandeling tegen kanker. De medicijnen remmen de signalen die de cellen nodig hebben om te kunnen groeien. Dan stopt de groei van de tumor.
Thoraxfoto
Een röntgenfoto van de longen.
Thoraxscan
CT-scan van de borstkas. Met dit onderzoek zijn organen en weefsels in de borstkas heel precies te zien.
Toxiciteit
Schadelijke of giftige bijwerking van een medicijn of behandeling.
Tracer
Radioactieve vloeistof die kankercellen zichtbaar maakt. Bijvoorbeeld bij een PET-CT-scan.
TRG
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Trombo-embolische complicaties
Een bloedprop blokkeert een bloedvat. Daardoor ontstaan problemen.
Trombocytopenie
Te weinig bloedplaatjes. Dan ontstaan er soms spontane bloedingen of blauwe plekken.
Trombopenie
Te weinig bloedplaatjes. Dan ontstaan er soms spontane bloedingen of blauwe plekken.
Trombose
Er zit een bloedprop in een bloedvat. Dan kan het bloed niet meer doorstromen.
Tromboseprofylaxe
Medicijn om te voorkomen dat er bloedstolsels ontstaan. Een bloedstolsel kan een bloedvat verstoppen. Dan heeft iemand trombose.
Tuba
Eileider
Tubacarcinoom
Kanker die ontstaat in een eileider.
Tumorgraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Tumor regression grade
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Tumorvrije marge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Tweede mening
Een tweede mening over de diagnose of behandeling. Het is de mening of het advies van een andere arts, in een ander ziekenhuis.
Uitdroging
Te weinig vocht in het lichaam.
Uitzaaiingen op afstand
Een uitzaaiing van de tumor. De uitzaaiing zit niet in de buurt van de tumor maar op een andere plek in het lichaam.
Unifocaal
Iets zit op 1 plek. Bijvoorbeeld: de kanker zit op 1 plek.
Uterus
Baarmoeder.
Uteruscarcinoom
Kanker in de baarmoeder. De kanker ontstaat meestal in het baarmoederslijmvlies, maar kan ook in de spierlaag ontstaan.
Uterusextirpatie
Een operatie waarbij de arts de baarmoeder weghaalt.
Vaatafsluiting
Er zit een bloedprop in een bloedvat. Dan kan het bloed niet meer doorstromen.
Vascularisatie
Als er bloedvaten ontstaan op een plek in het lichaam. Zo krijgt die plek bloed. Bijvoorbeeld een tumor.
Verdacht
Iets ziet er anders uit dan normaal. De arts kan denken dat het kanker is, maar het kan ook iets anders zijn.
Vergrote lymfeklier
De lymfeklieren zijn opgezet en groter dan normaal.
Verhoogde bloedingsneiging
Spontane bloedingen omdat er te weinig bloedplaatjes zijn.
Verhoogde spierspanning
De spanning in de spieren is (te) hoog.
Verstopping
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Vervroegde overgang
Als een vrouw voor haar 40e in de overgang komt.
Vocht achter de longen
Vocht in de ruimte tussen de beide longvliezen. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het longvlies, maar ook door bijvoorbeeld een ontsteking.
Vochtretentie
Het lichaam houdt te veel vocht vast.
Voorgeschiedenis
De geschiedenis van de patiënt. Vooral welke ziektes iemand heeft gehad.
Vriescoupe
Plakje bevroren weefsel voor onderzoek onder de microscoop. De arts bevriest het weefsel om het direct te kunnen bekijken onder de microscoop.
Waterbuik
Vocht in de buik, tussen de darmen in. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het buikvlies.
Weefselonderzoek
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Weinig gedifferentieerd
De graad geeft aan hoe sterk de kankercellen verschillen van gezonde cellen. Bij graad 3 groeien de kankercellen snel. Ze lijken helemaal niet meer op gezonde cellen.
WES
Methode voor onderzoek naar erfelijkheid.
Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst
Een wet waarin alle rechten en plichten van de patiënt staan.
WGBO
Een wet waarin alle rechten en plichten van de patiënt staan.
Whole exome sequencing
Methode voor onderzoek naar erfelijkheid.
WHO performance status
Getal dat iets zegt over de conditie en hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen. De score loopt van 0 tot 4. Bij 0 is de conditie goed, bij 4 slecht.
WHO PS
Getal dat iets zegt over de conditie en hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen. De score loopt van 0 tot 4. Bij 0 is de conditie goed, bij 4 slecht.
Wondvochtophoping
Zwelling met veel vocht na een operatie. Soms is het nodig om het vocht weg te halen met een punctie.
YcTNM
Een score die iets zegt over het stadium van de kanker ná een voorbehandeling (vaak chemotherapie), maar vóór de operatie.
Zenuwschade
Schade aan de zenuwen in de handen of voeten. Het gevoel aan de uiteinden van de zenuwen verandert. Zo ontstaan pijn, doofheid en/of tintelingen.
Ziektegeschiedenis
De patiënt vertelt de arts over de geschiedenis van de ziekte. De arts stelt vragen om meer te weten te komen over de klachten.
Ziektevrije overleving
Schatting van het aantal jaren dat een patiënt zal leven zonder dat de ziekte terugkomt.
Zorgpad
De beschrijving van welke zorg iemand krijgt, en van wie. Voor elke ziekte is het zorgpad anders.
Zwakte
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.